Van Kenswilre

Uit Genealogie Limburg Wiki

Algemeen

Het geslacht Van Kenswilre had zijn bakermat in Kinzweiler, vroeger een aparte heerlijkheid, tegenwoordig een stadsdeel van Eschweiler bij Aken. De heerlijkheid Kinzweiler, inclusief twee mottekastelen, werd in 1420 door de familie Von Kinzweiler verkocht aan de familie Van Palant, tevens heren van Culemborg. Oude tijnsrekeningen van de heerlijkheid Kinzweiler vanaf de late 14e eeuw bevinden zich in het archief van de heren en graven van Culemborg.[1]
Binnen de grenzen van het huidige Limburg was de schrijfwijze 'Van Kenswilre' gebruikelijk. De familie had enige tijd bezittingen te Beesel.

Genealogische fragmenten

  1. Winricus van Kenswilre, leeft 1271.
  2. Amelius van Kenswilre, leeft 1271.
  3. Rikalt van Kenswilre, leeft 1271.

De broers Winricus, Amilius und Richard de Kinzwiler, ridders, deden op 6 mei 1271 afstand van hun rechten op goederen te Hoingen, welke de weduwe Jutta had overgedragen aan de commanderij te Siersdorf, en op goederen te Selgesdorf, zoals deze door/van Henricus de Kinswilers waren verworven. [2]

  • Winricus van Kenswilre, leeft 1333. Zijn vrouw Herburgis was toen reeds overleden.[3]
  • Op 25 juli 1404 verklaarde Rykalt van Kenswilre dat hij door graaf Bernard I van Bentheim was beleend met de hof te Oyen en den gude to Besel gheheten tgheon Rade, inclusief de daarbij behorende visrechten, de rechtspraak, de tienden van Beesel en het recht van voordracht van de pastoor. Tevens werd hij beleend met de goederen die Tilman van den Broke eerder namens ridder Derick van Gronowe in leen had gehouden, en de rechten die na het overlijden van Emond van Wilderade weer aan Bentheim waren teruggevallen. Omdat Rikalt in 1389 schepen was van Roermond, zal hij ook in deze stad gewoond hebben. Een jaar later werd hij door de hertog van Gelre beleend met de gruit (monopolie op kruiden voor de bierbrouwerij) van Roermond, een recht dat in 1359 eigendom was van zijn aangetrouwde oom Robijn van den Gruithuis. Rikalt was getrouwd met Margaretha, een nichtje van Robijn. Margaretha's andere ooms Gysbrecht, Dirk en Willem gaven in 1390 toestemming voor de belening. Rikalt was vrijwel zeker in 1396 eigenaar van de zogenaamde Rykaltsmolen op de Roer gelegen. In 1406 deed hij afstand van zijn rechten op de gruit. Hij overleed ongeveer vier jaar later. Zijn weduwe bleef tot zeker 1416 eigenaresse van de watermolen in Roermond. Of zij ook het vruchtgebruik van de hof Tgen Raede behield, is onbekend, maar volgens Gelders landrecht zal zij hierop recht hebben gehad. Op 12 maart 1410 werd Wilhelm van den Gruythuysse na het overlijden van Rijkalt van Konswylre beleend met de gruit van Roermond. Het huwelijk van Rykalt en Margaretha was waarschijnlijk kinderloos gebleven en het Bentheimse leengoed Tgen Raede viel vermoedelijk opnieuw terug aan de graven van Bentheim.[4]

Bronnen

  1. Gelders Archief, toegangsnummer 0370, inv.nrs. 6852-6856.
  2. Balij Aldenbiezen, oorkonde nr. 16, komend uit Siersdorf.
  3. Christian Quix, Geschichte der Stadt Aachen, nach Quellen bearbeitet...
  4. www.loegiesen.nl Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen.