Van Holtmeulen

Uit Genealogie Limburg Wiki
Tree3c.jpg
Van Holtmeulen.

De adellijke familie Van Holtmeulen ontleent haar naam aan het gelijknamige goed Kasteel Holtmühle in Tegelen.

Beesel

In 1410 werd Oele van Holtmolen door graaf Bernhard beleend met onder andere de hoven Tgen Roede en Ten Broke met toebehoren te Beesel. Over de persoon van Oele bestond lange tijd onduidelijkheid, temeer daar deze voornaam uitsluitend in deze ene akte voorkomt. Vrijwel zeker betreft het Otto van Holtmeulen, via huwelijk met Elisabeth van Tegelen sinds 1394 heer van die plaats. In 1406 werd hij bovendien beleend met de Puteyck (de Putting) bij Kessel. Dit echtpaar had zeker vijf zonen: Johan, Vulling, Hendrik, Engelbrecht en Gaidert. In een akte van 1 oktober 1428 worden ze gezamenlijk als broers genoemd. Johan erfde het kasteel in Tegelen. Hij trouwde in augustus 1424 met Christina van der Horst en had een zoon Otto. Johan's broer Vulling was getrouwd met Gudula van Herkenbosch. Het feit dat hij de helft van de tol van Kessel bezat die eerder van de weduwe van Rikalt van Kenswilre was, suggereert dat de belening van de familie Van Holtmolen met de hof Tgen Rade mag worden gezien als een erfkwestie. Hun zoon Johan wordt in 1472 en '73 vermeld. Hij was o.a. leenman van de Hagerhof genaamd Wylre onder Venlo en was gehuwd met Agnes Roevers; hij overleed rond 1519. Hendrik was pastoor van Tegelen. Gaedert en zijn zonen Otto en Egbert worden genoemd in een akte uit 1469.

Grote afwezige in de meeste akten is Engelbert. Op 6 mei 1444 beleende hij het klooster Maria Weide (eigenaar van de Klerkenhof) met enkele bunders land te Rijkel. In 1462 wordt de kasteelboerderij in Bussereind vermeld als Raederhof. De Pondschatting uit 1468 vermeldt Johan van Holtmolen als belastingbetaler onder Beesel.

In september 1472 sloot Engelbert van Holtmolen een akte van huwelijksvoorwaarden met Isabella von Mulrade bijgenaamd van Boickholt, dochter van Gerard van Mulrade en diens vrouw Berte. In ruil voor de ingebrachte molen aan de Haricksee (Dld.) moest Engelbert o.a. zijn schoonouders een lijfrente geven en beloven dat hij de godslamp in de kerk van Lobberich zou onderhouden. Om deze verplichtingen te waarborgen werd de watermolen als onderpand gesteld. Engelbrecht bracht de hof Tgeen Raide, enkele tienden, zijn gedeelte van de steijl op de Maas met de visserij, de oeverste moele toe Offenbeeck (Ronckenstein), de Oebucher Camp, Smeetz guet met toebehoren aan de Mortel gelegen, plus nog wat kleinere landerijen in het huwelijk. Zoals gebruikelijk werd de akte door familie van twee zijden ondertekend, namelijk door Gadert Agrijss, Ott van Holtmoelen, Wilhelm van Scholer, Peter van den Hemersbergh en Isabella's broer Johan van Mulraede. Op 29 mei 1477 beloofde Engelbrecht van Holtmullen dat hij zijn neef Otte van Holtmullen schadeloos zou houden wegens een voor hem gedane belofte en borgstelling tijdens de overdracht van de helft van drie tienden aan Heinrick Kellener. Isabele van Boickholt verklaarde een dag later nog eens apart dat de broers Jan en Goddart van Holtmuelen en haar zwager Ott of Oete van Holtmuelen geen schade zouden ondervinden van deze borgstelling. Op 5 juni 1486 werd Maes Lucken in ruil voor een jaarlijkse erfpacht van 2 malder rogge door Engelbrecht en Ysebeel beleend met de moelen gelegen tot Offenbeeck. In 1503 werd Gaedert, de zoon van Maes Lucken, door Johan van der Locht als voogd van jonker Otte van Holtmolen beleend. Het is onbekend hoe lang Otte leenman bleef van Tgen Raede.

Hij werd opgevolgd door Sybert van Holtmullen. Samen met zijn vrouw Helwich van Brockhuysen kocht deze op 22 mei 1506 alle Tegelse goederen van Johan van Holtmullen Vullingszoon en Agnes Roevers, namelijk de Munt, de hof Ghen Bonghart en hun aandeel in de tienden en in het Vullinghhuijs. Doordat hun dochter Guede van Holtmuelen kloosterlinge werd in de Munsterabdij, weten we ook dat zij een broer Johan en twee zussen Appolonia en Golant had. Haar broer Gerard wordt echter niet in de sterfregisters genoemd. In 1527 werd Gerard of Geridt van Holtzmollen door graaf Everwyn van Bentheim beleend met de hoff to Oye, Tghen Raede met toebehoren en alle verdere rechten, die eerder van zijn vader wijlen Sybert van Holtzmollen waren geweest en na diens overlijden aan Bentheim waren teruggevallen. Op 22 maart 1537 legde hij de leeneed ten behoeve van graaf Arndt van Benthem nogmaals af. In 1540 verkochten Geraert van Holtmoelen en zijn vrouw Elyzabeth van Ympell een jaarrente gevestigd op de hof genaamd den Bongart bij de Munt in Tegelen gelegen. In 1577 werd de Munt bewoond door Willem van Holtmeulen. Op 17 juni 1544 beleende Gerat van Holtmolen Maes van Runckensteynn met de molen van Ronckenstein. Op 13 november 1549 bezegelde jonker Gerart van Holtmulen op ter Munten een verklaring inzake een doodslag in het Meerlebroek.

--> Zie verder Hof Tgen Raede

Verdere literatuur

Jaarboek Maas- en Swalmdal [1] met index H:

  • Holtmeulen : (2000) 26.
  • Holtmeulen, Engelbert van - : (1986) 64.
Frans van - : (1995) 125, (1996) 121.
Gerard van - : (1998) 114, 116, 117.
Helwig van - : (1996) 125, (1998) 114, 116, 119-121.
Johan van - : (1995) 125.
Sijbert van - : (1998) 116.
Willem van - : (1998) 120.
  • Holtmoelen, Engelbrecht van - : (1981) 53.
Sibrecht van - : (1990) 134.
  • Holtmoelen, Guda de - : (1990) 134.
  • Holtmoilen, Egbert van - : (1994) 59.
  • Holtmölen, Van - : (1986) 106.
Geret van - : (1981) 53.
Oele (Oeth) van - : (1986) 106.
  • Holtmolen, Engelbrecht van - : (1996) 23.
  • Holtmolen, Engelbert von - : (1986) 149.
  • Holtmuelen, Egbert van - : (1994) 60.
  • Holtmühle, Engelbert van - : (1989) 31.
Frans van - : (1995) 125.
  • Holtmühlen, Oele van - : (1981) 52.
  • Holtmüllen : (2000) 22.