Woudgraaf

Uit Genealogie Limburg Wiki
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Een woudgraaf (comes nemoris, Waltgraf) was oorspronkelijk een graaf die werd aangesteld over ondoordringbare of nog onontgonnen wouden. Het kon vervolgens alleen het desbetreffend grafelijk ambt betreffen, vergelijk dijkgraaf. Gewoonlijk ging het dan om uitgestrekte gebieden zoals de Meinweg en het huidige Reichswald op de grens van Gelre en Gulik.

Swalmerbos / Brachterwald

In het midden van de 16e eeuw kende het bosgebied ten oosten van Beesel en Swalmen meerdere woudgraven: van Gelderse zijde namens kasteel Hillenraad en de Asselterhof, van Gulikse zijde namens de Altenhof en Amersloo. Jaarlijks kwamen de woudgraven bijeen, samen met 21 schepenen (te weten 7 van Bracht en Kaldenkirchen, 7 van Born en Brüggen en 7 van Swalmen), om te vergaderen over zaken die het woud betroffen. In deze setting werden deze schepenen ook wel aangeduid als 'holtschepenen'. Van beide zijden werden zogenaamde bosrollen voorgelezen, waarin de oude rechten waren opgetekend. De woudgraven hadden ieder een eigen brandmerk om de zwijnen te brandmerken. De drie schepenbanken maakten samen gebruik van een gemeenschappelijk brandijzer in de vorm van een molenijzer; deze vorm zou een verwijzing kunnen zijn naar de Mulgouw, waarvan dit gebied deel uitmaakte. Tijdens de jaarlijkse vergadering bij Blankersdries (nabij de Witte Steen bij Reuver) werd verder gesproken over o.a. overtredingen, boetes en het recht om hout te hakken.