Weeshuis

Uit Genealogie Limburg Wiki

Een weeshuis is een tehuis voor kinderen zonder ouders, soms ook van ouders die zelf niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen. De bestuurders van een weeshuis worden wel provisor genoemd. De dagelijks leiding was in handen van een weesmeester (Latijn: orphanorum magister).

De belangen van weeskinderen werden behartigd door een voogd. Soms was er een rijke suikertante die hielp. In 1742 wendde de geestelijke dochter Elisabeth Vossen uit Roermond zich tot de Raden van de Tweede Kamer van Hare Keizerlijke Majesteits Souvereine Raad van het vorstendom Gelre. Zij wilde in de vorm van schenking bij leven beschikken over haar patrimoniale goederen onder diverse jurisdicties gelegen in het voordeel van de drie onnozele kinderen nagelaten door haar neef Andries Lindemans. Hiervoor moest zij zijn voorzien van een door haar gekozen en door de Tweede Kamer bekrachtigd voogd. Ook de weeskinderen moesten worden voorzien van een voogd die de schenking namens hen kon aanvaarden.

De opvang van weeskinderen gebeurde vaak bij familie. In 1747 overleed in Helden de 13-jarige Elisabetha Smets (parvula ex Besell parentibus orbata), weeskind uit Beesel. Haar moeder Agnes Winckens was in 1740 overleden, haar vader Godefridus Smeets in 1745.
Een ander voorbeeld zien we te Swalmen in 1763. Daar was Christiaen Dousen na het overlijden van zijn vrouw Sophia Mertens achtergebleven met zijn drie minderjarige kinderen. Christiaen zelf was ongeveer een maand eerder getroffen door een hersenbloeding en niet meer in staat om de kost te verdienen of voor zijn kinderen te zorgen. Daarom verplichtten zijn zwagers zich om de beide oudste kinderen over te brengen naar Waldniel en deze daar op hun kosten op te voeden. Om te voorzien in het onderhoud van het jongste kind en de vader droegn zij het huis met toebehoren over aan Merten Dousen en Mechtildis Jansen, met de verplichting dat deze hun broer Christiaen gedurende de rest van zijn leven zouden onder­houden en na zijn dood fatsoenlijk zouden laten begraven. Tevens zouden zij zijn jongste kind van ongeveer een maand oud opvoeden totdat dit zelfstandig de kost zou kunnen verdienen. Op 9 juli 1764 kochten Jan Sillen en Sophia Dousen het huis. Zij verplichtten zich tot de opvoeding en het onderhoud van de twee nog levende kinderen van wijlen hun oom Christiaen Dousen 'tot tijdt ende wijle de selve hunnen cost connen verdienen', in het geval Henricus Meertens en Arnoldus Meertens zouden komen te overlijden, en dat zij aan elk van beide kinderen een bedrag van 14 pattacons 4 schelling zouden geven. Indien zij dit bedrag niet binnen een jaar zouden geven, zouden zij hierover een rente betalen van 4% totdat de kinderen zouden zijn gekomen 'tot eenen behoorelijcken staeth offt tot den ouderdom van 25 jaeren'.
Ook een derde voorbeeld uit Beesel (1823) laat zien dat weeskinderen vaak elders bij familie werden ondergebracht. Rond 1819 overleden Jan Geraets en zijn vrouw Hendrina Peeters; zij lieten drie kinderen achter. De broers van de vrouw, Jan Peeters (boer te Beesel) en Wijnand Peeters (boer te Maasniel) deelden daarop de nagelaten goederen. De twee oudste kinderen verhuisden naar Maasniel; het jongste kind (ca. 3 jaar oud) werd ondergebracht bij Jan Peeters in Beesel.

Voordat kinderen werden toegelaten tot een weeshuis, probeerde men dus eerst een goedkopere oplossing te vinden. De bezittingen van de weeskinderen speelden daarbij een grote rol. In 1563 bemoeiden zelfs de drossaard, kanselier en raden van hertog van Gelre zich met de opvang en financiële toestand van zeven weeskinderen in Beesel.

Maastricht

Voor de inkomsten waren de weeshuizen grotendeels afhankelijk van legaten en schenkingen plus inkomsten afkomstig van het beheer van goederen. Zo bezat het Gereformeerd Weeshuis te Maastricht in 1678 landerijen te Swalmen. Dit weeshuis werd, na een periode van onderdak elders, in 1678 na de Vrede van Nijmegen weer samen met de Minderbroeders ondergebracht in het voormalige weeshuis c.q. minderbroederklooster. Na enkele jaren verhuisde het weeshuis hier weer. In 1686 worden Willem Spitsweck, Nicolaes Rotshaeck, Abraham Heldebier en Nicolaes Breuls genoemd als regenten.

Roermond

De Steenen Trappen, voormalig meisjesweeshuis te Roermond

In 1638 legateerde Walraven Daniels de hof achter het huis op de Swalmerstraat en grenzend aan het weeshuis, waarvan Elsa het vruchtgebruik zou genieten, aan het armenweeshuis van deze stad. Caspar de Bor en Matthijs Vallen worden in 1688 genoemd als weesmeesters van het weeshuis. De rechtsgeleerde Gerardt Francois Bosman, schepen en oudborgemeester van Roermond, medeheer van Leeuwen, en zijn vrouw Adriana Margaretha de Vaes, legateerden in 1701 bij testament 10 pattacons aan het weeshuis. Petrus Lutgens, meester van het weeshuis ('orphanorum magister'), trouwde in 1711 met Maria Adriana Janssen.
Rond 1670 werd in Roermond een apart weeshuis voor meisjes gesticht door de stadsadvokaat (syndicus) Goswinus van Dulcken. G.F. de Bors, kanunnik van de kathedrale kerk te Roermond, verklaarde in 1745 dat hij een obligatie had verkocht aan het 'dochterkens weeshuys' te Roermond, gesticht door zijn grootvader wijlen Goswin van Dulcken.
Later was het meisjesweeshuis gevestigd in het gebouw De Steenen Trappen, van 1875 tot 1994 in gebruik bij de congregatie van de Zusters van het Arme Kind Jezus. Aanvankelijk werd het monumentale pand gebruikr als pensionaat met kweekschool, maar vanaf 1908 was hier een ‘voogdij-instituut voor opvang van verwaarloosde vrouwelijke jeugd’. Later woonden hier ook jongens.

Venlo

Door een eerdere schenking van de hof Swenhof te Lobberich in 1577 van het echtpaar Johan de Verwer en Anna Ingenhuys en uiteindelijk hun extra geld in 1588 kon een weeshuis aan de Grote Kerkstraat worden gebouwd. In 1599 schonken Peter van Broeckhuysen en echtgenote cum suis ook nog de hof Voewinckel te Broekhuizen aan het Weeshuis. Deze hof droeg daarna de bijnaam De Wezenhof (tegenwoordig heet het De Vonkel). Het weeshuis (gevel uit 1611) is tegenwoordig onderdeel van de Stichting burgerlijke Godshuizen in Venlo en het gebouw (Ald Weishoês) bestaat nog.

Literatuur

  • J. Philippens, Lijst der regenten en moeders regentessen van het Gereformeerd weeshuis te Maastricht, De Maasgouw 38 (1918), blz. 42-44

Bronnen

  • F.G. Scheelings, Inventaris van het archief van het Gereformeerd Weeshuis (protestant kinderhuis) te Maastricht, Maastricht, z.j.