Vorstendom Thorn: verschil tussen versies

Uit Genealogie Limburg Wiki
 
(geen verschil)

Huidige versie van 22 jun 2012 om 11:12

Het vorstendom Thorn was een klein zelfstandig vorstendom, uitgaand van de Abdij van Thorn in het huidige Midden-Limburg. Het klooster in Thorn hoorde aanvankelijk tot het prinsbisdom Luik. Het werd in de twaalfde eeuw een wereldlijk sticht en groeide nadien uit tot een zelfstandig vorstendom, dat behoorde tot de Nederrijns-Westfaalse Kreits binnen het Heilige Roomse Rijk.


Thorn, Horn, Kessenich.PNG

Het Vorstendom Thorn


Met een oppervlakte van enkele tientallen km² was het de kleinste zelfstandige staat in het Duitse Rijk. In de 16de tot en met 18de eeuw bestond de kern van het vorstendom uit vier kwartieren: Thorn, Stramproy, Grathem-Baexem en Ittervoort-Ell-Haler. Voorts had het een gedeeld bezit in het tweeherige Neeroeteren. Daarnaast had het vorstendom enige verspreide buitenbezittingen. Het dorp Thorn zelf besloeg door de eeuwen heen 679 bunders (Gemeente-atlas Kuyper 1867). De verdeling van het grondgebied van Thorn, Horne, Gelder en Kessenich tot 1795.


Ontstaan

Oorspronkelijk echter beperkte Thorn zich tot een klooster met kerkje, welke abdij in het laatste kwart van de 10de eeuw door Ansfried werd gesticht. Ansfried schonk het klooster ook allodiale goederen uit zijn eigen erfgoed, waardoor het Land van Thorn later kon uitgroeien tot een rijksvorstendom. Thorn werd in 995 een Luiks eigen klooster. De oorspronkelijk Benedictijnse immuniteit werd een eigen rechtsgebied waaraan de Roomse keizer rond 1007 stedelijke rechten verleende (markt- en tolrecht) boven het muntrecht dat Ansfried de abdis al had gegeven. Kerkelijk hing de abdij toen af van het bisdom Luik. Reeds onder prinsbisschop Notger (930-1008) werd de territoriale omschrijving vastgelegd, die op het kaartje hiernaast te zien is: de bovengenoemde vier kwartieren + Beersel.

Wanneer precies het klooster tot een eigen vorstendom uitgroeide is alleen bij benadering bekend. In 1172 blijkt het klooster al de vorm van een wereldlijk stift aan te nemen. De band met Luik werd in dezelfde tijd doorbroken. De abdij had een voogd als beschermer, in de persoon van de graaf van Gelre, met als ondervoogd de heer (later graaf ) van Horn. In de loop van de dertiende eeuw (voor 1310) kreeg de omschakeling haar beslag. Van dan af wordt de geschiedenis duidelijker. Reeds in 1320 werd de abdis soeverein vorst van het Land van Thorn. De voogdijschap werd opgeheven. In 1348 werd de status van de abdis als wereldlijk vorstin vastgelegd. Vanaf 1497 mocht het officieel een wereldlijk stift heten. In het begin van de 16de eeuw werd Thorn een rijksvorstendom binnen het Duitse Rijk.

Rechten

Binnen het Rijk behoorde de abdis niet tot de vorsten maar tot de prelaten. De abdis bezat echter alle rechten van een vorst in het Duitse Rijk. Zij bezat ook de Hoge Heerlijkheid of bloedban, wat inhield dat zij ook de doodstraf kon laten opleggen en uitvoeren. De abdis bezat ook diplomatieke voorrechten, zoals het versturen van brieven en pakketten die, door haar gezegeld, niet door derden mochten worden geopend.

De abdis had zitting in de Rijksdag. Als landsvrouwe deelde zij de soevereiniteit met het Hoogadellijk Kapittel als grondheer. Er was ook een tweeledige statenvergadering, bestaande uit de leenmannen of de eigenaars van de heerlijkheden en de burgemeesters als vertegenwoordigers van het gemene land.

Hoewel de vrouwen samenleefden als religieuzen, en zij zich als zusters kleedden, moest de abdis als enige van de stiftsdames een gelofte afleggen. Abdis en stiftsdames dienden van hoge adel te zijn. De abdis woonde in een paleis, de stiftsdames woonden alleen of deelden een huis in het stadje.

Ten behoeve van de eredienst waren ook een aantal kanunniken of koorheren als priesters aan het stift verbonden. Ook zij woonden in herenhuizen in het stadje.

Territorium

Het gebied verzette zich met succes tegen verschillende overnamepogingen, onder andere van Spaans Gelder. Keizer Karel V verklaarde dat het buiten de Nederlanden lag. Het hoorde later ook niet bij de Verenigde Provinciën en evenmin bij de Oostenrijkse Nederlanden. Tot het vorstendom zelf behoorden slechts de dorpen Thorn, Ittervoort, Grathem, Beersel (Molenbeersel, nu in België), Baexem, Stramproy, Ell en Haler. Het beheerde ook het verder afgelegen Zuid-Limburgse Waubach. Het had ook het gezag over Neeroeteren in een tweeherigheid met de prins-bisschop van Luik. Daarnaast had Thorn nogal wat pachthoeven in de omgeving van Breda, met name in Sprundel, Baarle, Meerle, Meer, Bavel, Ginneken, Etten, Leur, Breda, Oosterhout, Alphen, Gilze, De Haghe (=Princenhage), Wouw, Geertruidenberg en Drimmelen.

Einde

In 1795 werd Thorn door de Franse annexatie opgenomen in het departement van de Nedermaas. In 1797 werd ook de abdij opgeheven. Bij het Congres van Wenen in 1815 werd bepaald dat het Vorstendom samen met de Zuidelijke Nederlanden, alsmede Prinsbisdom Luik, het Prinsdom Stavelot-Malmedy, het Hertogdom Bouillon, nog wat kleine zelfstandige gebieden die nooit tot de Zuidelijke Nederlanden behoorden en de Bataafse Republiek één land moesten gaan vormen. Dit land werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Lijst van abdissen

   1231-1262/6: Hildegond/Hildegunde van Wassenberg (Born)
   1273/7-1304: Jutta van Henneberg
   1310-1337: Margarethe I van Heinsberg (Bautersheim)
   1337: Isonde van Wied

Olieverfportret van Maria Cunigunde. Het juweel dat zij aan een strik op haar schouder draagt is een stiftskruis.

   1337-1378: Margarethe II van Heinsberg (1326-1354 ???)
   1389-1404: Margarethe III van Hoorne-Perwez
   1404-1446: Mathilde van Hoorne
   1446-1454: Jakoba van Loon (Heinsberg)
   1454-1473: Else van Buren
   1473-1486: Gertrude van Sombref
   1486-1531: Eva van Isenburg
   1531-1577: Margarete van Brederode
   1577-1604: Josina van Manderscheid (La Marck-Lumain)
   1604-1631: Anna van Manderscheid (La Marck-Lumain)
   1631-1646: Anna Eleonora van Stauffen (1645: abdis van Essen)
   1646-1647: Anna Katharina van Salm
   1647-1688: Anna Salome van Manderscheid-Blankenheim (1646: abdis van Essen)
   1690-1706: Eleonora van Löwenstein-Rochefort
   1706-1717: Anna Juliana van Manderscheid-Blankenheim
   1717-1776: Franciska Christiana van Palts-Sulzbach (1726: abdis van Essen)
   1776-1795: Maria Cunigunde van Saksen (1776: abdis van Essen)

Aanvullende literatuur

  • (de) Gerhard Taddey 1983: 'Reichsstift Thorn'. In: Dezelfde (red.): Lexikon der deutschen Geschichte. Ereignisse – Institutionen – Personen. Von den Anfängen bis zur Kapitulation 1945. Kröner-Verlag, Stuttgart.
  • (de) Irene Crusius (red.) 2001: Studien zum Kanonissenstift. Göttingen.