Spiertz

Uit Genealogie Limburg Wiki

Spiertz, pachters op ter Eyck.


In zijn voortreffelijke werk “Limburgse Voorouders” besteedt Dr. Regis de la Haye aandacht aan een specifieke beroepsgroep, namelijk dat van de pachters of halfwinners [1]. Opvallend bij pachtersfamilies is niet enkel de mobiliteit en hun ondernemingszin maar ook hun voorkeur om binnen dezelfde groep te huwen. Zonder verder onderzoek is het wellicht te vroeg om over een stand of zelfs maar klasse te spreken, zoals dat in Vlaams-Brabant het geval kan zijn geweest. Daar genoten de zgn. meizeniers (naar maisonniers?, de traditionele begindatum van de pacht- of toustperiode St.Remigius werd ook wel mezendag genoemd) extra bescherming en statuten als een sociale stand [2].

Al in de 16e eeuw waren verschillende Spiertz of Spirtzgens gezinnen in het halfwinnersmetier actief: zo was Renerus Spirtzgens gehuwd met Eva Plum, ook van den Hove genoemd, dochter van de halfwin van de Hoverhof. Omdat hij zelf halfwin van de hof Strijthagen was, werden tenminste 3 van zijn kinderen als Strijthagen gedoopt [3]. Leonard Spirtzgens was gehuwd met Jenne Frohen, Vroen alias Pricken. Zij hertrouwde na Spirtzgens dood met Willem Penninx, halfwin van de kasteelhof Schaesberg [4]. Een gezin met een wel heel opvallend huwelijkspatroon binnen de halfwinnersgroep is dat van Henricus Spierts en Odilia of Dilken Vroen. De reconstructie van het gezin is vooral geslaagd door twee procesakten in het schepenbankarchief van Heerlen. Door oorlogshandelingen en misoogsten kwamen veel pachters in de problemen en konden de pachtsommen niet meer opbrengen. In zulk geval liet de pachtheer vaak beslag leggen op de roerende en onroerende goederen van de pachter die deze voor een correcte nakoming van het pachtcontract verbonden had.


Het eerste proces diende voor de Heerlense schepenbank in 1664.

Eiser was Peter Bernardts namens de graaf van Esneux (destijds moet dat Louis Conrad d’Argenteau zijn geweest, de hof ter Eyck oorspronkelijk Hoensbroeks bezit?) tegen de weduwe van Hendrick Spierts. In de redenen van arrest het relaas dat Henricus en zijn niet nader genoemde echtgenote in juni 1659 van Bernardts en ten overstaan van getuigen de hof van ter Eyck in pacht had genomen, uitgezonderd de landerijen die onder de bank Brunssum resorteerden. Pachtduur 6 jaar, zonder opzegging automatisch met weer zes jaar te verlengen, een aanvang nemende als traditie op aankomende St.Remigius. Naast de pachtsom van 350 guldens Brabants per jaar moest Spierts ook de schatting en een geestelijke rente van 16 vaten graan opbrengen aan een niet nader genoemd altaar in de kerk van Heerlen. Destijds was Spierts verhinderd om naar Maastricht af te reizen om de overeenkomst voor een notaris om te zetten in een pachtcontract en na zijn dood was het er niet meer van gekomen. Na zijn dood hadden zijn weduwe en zijn zoon Herman de pacht voortgezet tot St.Remigius 1663. Echter had de weduwe aan de pachtheer nog niet de pachtsommen voldaan, was zij de kerkelijke rente over het jaar 1663 nog schuldig en daarnaast nog delen van de schat over ettelijke jaren. Om de onkosten niet verder op te laten lopen, had Bernardts al enkele schulden voldaan in naam van zijn principaal. Hij verzocht de schepenbank de weduwe te veroordelen tot het vergoeden van alle geleden schade [5].


Het tweede proces speelt slechts enkele jaren daarna.

Henricus Spierts en zijn huisvrouwe Dilken Vroen hadden 24 febr. 1651 een lening opgenomen bij de Akense bakker en burger der stad Aelffer of Olef Neeff. In de acte van obligatie beloofde Henricus de som binnen een jaar terug te betalen vermeerderd met rente, zo niet dan jaarlijks de vervallen rente te voldoen over de aanzienlijke som van 100 daalders, de daalder a 26 Akense marken. Op 12 september 1667 richtte meester Aelffer zich tot de justitie van Heerlen met zijn ‘aenspraeck ende conclusie’ waaruit blijkt dat sinds het overlijden van het echtpaar Aelffer Neeff geen betalingen van rente meer heeft ontvangen maar ook geen restitutie van de hoofdsom door de erfgenamen. Die erfgenamen worden in het document omschreven als ‘Reijnaer ende Herman Spiertz, Thomas Roosbooms, Gerard Frederix, Jaspaer Wetzels ende consorten, als erffgenaemen van wijlen Henrijck Spiertz’ [6].


Zo doende komt navolgende reconstructie tot stand:

Henricus Spyrs, Spierts, † 1661.

Waarschijnlijk zoon van Reinerus Spirtzgens en Catharina van den Hoeff of Hove, de naamgeving van hun kinderen wijst daarop en vervolgens het optreden van de doopgetuigen die duidelijk naar de familie van den Hoeff of Hove wijst.

Huwde (RK) Heerlen 25 nov. 1608 met Odilia of Deikel Vroen, dochter van Henricus Vroen alias in de Schiffeler en Elisabeth Botterwecks alias Wylre, ged. Heerlen op of kort na 22 sept. 1588.

Kinderen: 1. Elisabetha Spirtzkens, ged. Heerlen 3 maart 1609, infans Henrich Spirtzkens cum uxore Dilken Vroen, get. Maria Lienars ( gehuwd met Joannes van den Hoeff) en Dionis Clingen ( gehuwd met Maria van den Hove).

Huwde Thomas Roosbooms, zoon van Godefridus Roosbaums en Maria NN (Alarts alias Maus/Moyses), gedoopt Heerlen 26 juli 1609.
Thomas was pachter van de hof Benzenrade, gelegen onder de hoofdbank Heerlen. Ook enkele van de kinderen weer een connectie met halfwinners: Odilia Roosbooms huwde Jan Willem Doutzenberg, als opvolger van zijn schoonvader halfwin op de hof Benzenrade; zoon Reinier Roosbooms huwde 1669 met Catharina Rouet van de hof Soureth.

2. Catharina Spircken, ged. Heerlen 24 maart 1611, infans Henricus Spircken cum uxore Odylia, get. Willem Pennenx ( gehuwd met Johenna Vroen) en Anna Linaertz ( gehuwd met Alexander van den Hoeff).

Huwde Christianus Kreuwen, zoon van Jan Creuwen en Beatrix Aelmans, ged. Heerlen 14 jan. 1613.
3. Reinerus Spirckenz, ged. Heerlen 27 okt. 1613, filius Henrici et Odelia, get. Odilia N en Joannes Cornelij. Pachter van de hof Kerisborg. Sloot 24 aug. 1660 een pachtcontract met Arnold Huyn van Amstenrade betr. de verpachting van diens huis en hof Kerisborg voor de termijn van 6 jaar. De pachtsom bedroeg 450 guldens Maastrichter koers en 50 pond boter per jaar. Bij de ondertekening van het contract waren Hendrik Spierts en Gerard Frederichs niet enkel getuigen maar stelden zij zich ook borg voor hun zoon en zwager Reinier Spierts. Na afloop van deze pachtperiode klaagde de schoonzoon van de dan wijlen verpachter, Gerard van Didden-Malatesta, heer van Walhorn, de pachter Reinier Spierts voor de schepenbank van Heerlen. Deze schepenbank veroordeelde 31 januari 1667 Reinier tot betaling van de nog achterstallige pachtsom die volgens de schepenen 1496 guldens en 14 stuivers bedroeg. Hiertegen ging Reinier met succes in beroep en kreeg 22 augustus 496 guldens en 14 stuivers kwijtgescholden. Kennelijk heeft Reinier, wellicht overleden Heerlen 9 maart 1666, niet betaald want in 1669 werd nu Gerard Frederichs, tevens erfgenaam van Hendrik Spierts als andere borgsteller, door van Didden-Malatesta aangesproken. De zaak sleepte nog aan tot 31 juli 1671 toen de schepenbank nogmaals het vonnis van 22 augustus 1667 bevestigde en Gerard Frederichs tot betaling van de 1000 guldens veroordeelde [7].
4. Henricus Spirckens, ged. Heerlen 9 jan. 1616, filius Henrici et Odilae, getuige Jodocus Knops.
5. Jan Spirskens, filius Henricus Spirskens, ged. Heerlen 12 juli 1618, get. Catharina Schils en Peter Lattenhouers;
6. Godefridus Spircxkens, ged. Heerlen 7 sept. 1621, filius Henrici Spircxkens et Dielken, getuigen Petrus Dortans en Elisabeth Clinghen. Volgens vriendelijke mededeling door dhr. John Spierts was Godfried pachter van de kasteelhof Breyll in Afden en gehuwd met Gertrudis Herpers [8].
7. Maria Spirskens, ged. Heerlen 26 nov. 1623, filia Henrici Spirskens et Dilken, get. Clara Penninx en Guilhelmus Horion (bij deze aanleiding Hornion geschreven, was gehuwd met Catharina Creuwen). Huwde Gerardus Frederix, zoon van Joannes Frederix en Anatolia Schuls, ged. Heerlen 6 april 1603.
8. Anna Spirckens, ged. Heerlen 4 febr. 1627, filia Henrici Spirckens et Dilcken, get. Godefridus Nacken en Maria Beckers. Huwde Casparus Wetzels, zoon van Gerardus Wetzels, pachter van de hof Benzenrade en Odilia Vijgen, ged. Heerlen 19 jan. 1631. Pachter van de hof Douvenrade [9].
9. Margarita Spirskens, gedoopt Heerlen 26 nov. 1629, filia Henrici Spirskens et Dielken, getuigen Mathias Cloot en Anna Boberts. Huwde Jan Frederichs, zoon van Gerard Frederichs en Ida Bloem, mogelijk van diens tweede echtgenote Petronella Schaen. Jan Frederichs wordt 1 jan. 1682 in een transactie voor de schepenbank Heerlen halfwin van de hof ter Straeten in het land van Gulik genoemd [10].
10. Hermannus Spijrs, 1633 – 1685. Gedoopt Heerlen 12 april 1633, filius Henrici Spijrs et Dilken, getuigen Peter Jonghen ( gehuwd met Maria Spirckens) en Anna Harst. Betrokken bij de rechtsgedingen betr. zijn vader, volgde hem op als pachter van de hof Eyck. Was in 1666 getuige bij de ondertrouw van zijn nicht Elisabeth Creuwen, woonde toen ‘aen de Haertman’. Het is juist dit huis aan de Haertman dat m.b.t. de procedure aangespannen door Aelffer Neef door dreiging met openbare verkoop werd aangeslagen. In 1663/5 was het aanzienlijke goed echter nog in bezit van de familie: ‘die weduwe Hendrick Spierts woonende op den hoff ter Eykent een huijs met vijff bonder, drije sillen, tweeentwintich ende een halve roede lants, het welck wordt gebruijckt door eenen huerlingh’ [11].


Frans Wetzels


Bronnen

1.↑ R. de La Haye, Limburgse Voorouders, Maastricht 1994, blz. 178 2.↑ Website Jan Caluwaerts, [1], geraadpleegd 4 oktober 2007 3.↑ J.Crott, Oud Heerlen Familiaal, Land van Herle 1985, nr. 4, blz. 217 4.↑ Dank aan dhr. J. Spierts, Kwartierstaat Spierts-Wetzels, kwartier 4293 5.↑ Rijckheyt, Schepenbankarchief Heerlen, civiel procesdossier 1508 6.↑ Rijckheyt, Schepenbankarchief Heerlen, civiel procesdossier 1580 7.↑ Rijckheyt, Schepenbankarchief Heerlen, civiel procesdossier 1614 8.↑ J. Spierts, Kwartierstaat Spierts-Wetzels, kwartier 1024 9.↑ Zie voor hem en zijn familie F.Wetzels, Een tak Wetzels te Benzenrade, Genever, 2007 nummer 3 10.↑ Rijckheyt, LvO 6197 11.↑ RHCL, LvO 144