Rhoe van Obsinnich (hoofdartikel)

Uit Genealogie Limburg Wiki
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Wapen Van Obsinnich genaamd Rhoe.

Algemene informatie

Het adellijke geslacht Rhoe van Obsinnich of (oude Nederlandse schrijfwijze:) Rode van Opsinnich stamt van het kasteel Obsinnich (of: Opsinnich) bij Remersdaal, deel van de gemeente Voeren (Belgisch Limburg). In de Middeleeuwen vormde deze familie een riddergeslacht in het oude hertogdom Limburg. Vanaf de 13e eeuw verspreidden leden ervan zich over een groot deel van het latere Limburg en het aangrenzende Duitse gebied. In de 17e eeuw waren de leden baronnen en jonkers. In Nederland is de familie uitgestorven in de 18e eeuw.

Spellingen

Rode van Opsinnich, later Rohe von Obsinnich of Rhoe van Obsinnich; in 1333 vermeld: ridder Th. van Upsinneke, in 1369 Willem de Roide, heer van Sinnich; in 1466: Roede van Upsynnich; later Rohe von Obsinnig; de Rhoë Obsinnich; verdere spellingsvarianten: van / von /de; Roye, Roie, Roy, von /d' Obsinnigh, Opsinnigh)

Zie verder

Vanuit haar oorsprong had de familienaam eigenlijk moeten luiden: Rode van Opsinnich. Zie voor de spellings- en naamsvarianten het artikel Van Obsinnich genaamd Rhoe (naamkundig).

Oostelijke tak

Afkomstig van het Kasteel Opsinnich bij Remersdaal in het oude Hertogdom Limburg (13e eeuw), verspreidde de familie zich naar het oosten van het hertogdom, met name in de schepenbank Walhorn, maar zij verliest haar hof te Obsinnich aan de met haar geparenteerde familie Van Eynatten.

15de eeuw

Johan Roede van Upsynnich

  • Een Johan Rode van op Synghe wordt vermeld in een akte van 144l, waaruit blijkt dat hij en Alart van der Smytten neven zijn van Johan van Eynatten, heer te Neuerburg en diens zonen Johan en Diebolt (Theobald). De laatste wordt in 1442 na de dood van zijn vader de nieuwe heer van diens hoven te Eynatten en Obsinnich, terwijl Johan het huis Neuerburg verwerft. Alart en Reynart van der Smytten zegelen het verdelingsverdrag van hun neven.
  • Johan Rode van Opsinnich blijkt in 1448 zwager te zijn van Conrad van Walhorn, voor wie hij bij een transactie met Diebolt van Eynatten van Obsinnich een som gelds (50 Rijnlandse guldens) ontvangt voor een andere hof te Obsinnich. Deze Diebolt is gehuwd met Catharina van Mulken. Hun zoon Vaes zal in 1494 door Hertog Willem onder meer met de heerlijkheid Diest beleend worden en burggraaf van Antwerpen worden.
  • Blijkens een charter van 24 februari 1466 treedt Zander van den Hove genaamd van den Balieren (Berlieren) op als borg voor Johan Roede van Upsynnich. Johan Roede van Upsynnich wordt ook zo genoemd in een schuldbekentenis van hem, ook uit 1466, aan genoemde Alart van der Smytten, betreffende een jaarrente voor diens Huis te Willaer. Alart van der Smytten was van 1462 tot 1469 schepen van Aken en hij behoorde tot de leenmannen van de Keurkeulse leenhof te Valkenburg.
  • In 1469 is Johan RvO schepen van Maastricht en tevens erfleenheer van Spaubeek.

In de voornoemde gevallen is de Limburgse schrijfwijze (als Ro(e)de en Op- /Up- synghe/synnich) een opvallende overeenkomst. Aangenomen dat het hier steeds om dezelfde persoon gaat, doet dit vermoeden dat we hier niet al met een vertegenwoordiger van de oostelijke tak te maken hebben, maar met iemand die eerder nog in de Voerstreek en Obsinnich zelf gesitueerd kan worden. Het gaat dan in al deze gevallen om de eerste Heer Jan van de leenhof Spaubeek, die in 1472 overleed. Hij is de stamvader van de Maaslandse tak.

16de eeuw

Margarethe von Rohe (voor 1560) en Wilhelm von Rohe (voor 1560) worden vermeld in de parenteel van Johan CRÜMMEL von EYNATTEN, geboren 1360, overleden 1406. Het is niet duidelijk of zij tot de familie Rohe van Obsinnig behoorden, maar daar moet (ook gezien de locaties) wel rekening mee worden gehouden.

  • Een vrouw CRÜMMEL von EYNATTEN, dochter van Reinart CRÜMMEL von EYNATTEN en Maria von ZIEVEL.
Gehuwd met Achilles BERTOLF von BELVEN, overleden 1557, zoon van Simon BERTOLF von BELVEN en Engel Angela von dem DRIESCH.
Uit dit huwelijk:
  1. Simon, overleden 1568.Gehuwd met Catharina von STRABACH.
  2. Wilhelm, overleden 1560. Gehuwd (1) met Catharina von HAGEN; (2) met Margarethe von ROHE.
  • Simon CRÜMMEL von EYNATTEN, overleden 1561, zoon van Reinhard CRÜMMEL von EYNATTEN en een vrouw.
Gehuwd (1) met Elisabeth von ROLANDSWERTH.
Gehuwd (2) met een vrouw von ROHE, dochter van Wilhelm von ROHE.
Uit het eerste huwelijk:
  1. Wilhelm
Uit het tweede huwelijk:
  1. Christine. Gehuwd met Peter SPIENRICK.
  2. Angela, overleden 1613. Gehuwd met Cornelius
Bron: [2]
  • Alveradis von Schwartzenberg (+ 1555) trouwde
1) Everhart van Haren (Eberhard von Haren).
Hun zoon Adam van Haren, drost van Cranendonck, huwde Margaretha Coenen, dochter van Ricalt Coenen, drossaard van Cranendonck [zoon van Christiaan Coenen, schepen van Den Bosch, en Machteld van Campen] en Walburg Haengreve.(http://www.computergenealogie.org/search/text/karel002.txt).
Zij kregen ook een dochter. (Bron: Van der Vliet 1996)
2) Everhard (Eberhard) van Opsinnich genaamd Rhoe.
Zij kregen twee zoons: Frederik en Johan. Zij waren evangelisch. (Bron: Van der Vliet 1996)

16de en 17de eeuw

  • Te Aken vervulden drie leden van de familie in de 16e en 17e eeuw de functie van schepen: Emondt von Upsinnich genannt Rhoe (1590-1596), Johan von Upsinnich gen. Rhoe (1592-1598) en Johann Friedrich von Obsinnigh gen. Rohe (1672-1729) (zie onder).

(Bron: Luise Freiin von Coels von der Brügghen: 'Die Schöffen des Königlichen Stuhls von Aachen von der frühesten Zeit bis zur endgültigen Aufhebung der reichsstädtischen Verfassung 1798. Urkundliche Beiträge zur Geschichte ihres Lebens und Wirkens', in: Zeitschrift des Aachener Geschichtsvereins 50, 1928, 1-596.

  • In 1621 is Johann von Obsinnigh gen. Rohe namens zijn echtgenote Anna von Nevelstein betrokken bij een geding over Haus Gillrath, in het Selfkant-district Geilenkirchen-Heinsberg.
  • In 1630 koopt Eremund von Obsinnig gen. Rohe de waterburcht Gödersheim in Wollersheim, gemeente Nideggen.[1]
  • Gothard (Goddart) Freiherr von Merode-Hoffalize, Heer te Frenz en van de Frankenberg bij Burtscheid trouwt in 1645 met Elisabeth von Obsinnig genannt Rohe.

17de en 18de eeuw

Lambrecht Roe von Obsinnich is in 1691 prior van het augustijner klooster Rösrath, omgeving Keulen. Nog twee leden van de familie leefden daar in de 17de-18de eeuw:

Aus dem Freiherren-Geschlechte von Rohe zu Obsinnich waren Mitglieder des Klosters: Adolf, der 1716 als Prior desselben starb, Lambert, der 1720 in seinem 60sten Lebensjahre, und Werner, der 1747 im 83sten Jahre seines Alters gestorben sind.
(Bron: Christian Quix 1838: Beiträge zur Geschichte der Stadt Aachen und ihrer Umgebungen [aus dem Aachener Wochenblatt], Band 2, p.49)

Noordelijke takken

Een andere tak vestigde zich in en breidde zich verder uit naar het noorden: eerst naar Spaubeek (15e en 16e eeuw), en van daaruit naar het Maasland en het huidige Nederlands Midden- en Noord-Limburg, vooral aan de linkerzijde van de Maas. Zo vestigde zij zich in Elen bij Maaseik (16e en 17e eeuw), en voorts onder meer in Baexem, Elmpt en Baarlo (17e en 18e eeuw).

Spaubeek

De familie Rode van Opsinnich raakte in de 15e eeuw eenmalig geparenteerd aan de familie Hoen van den Broeck, later Van Hoensbroeck geheten. Zoals kasteel Hoensbroek oorspronkelijk genoemd was naar ('Heer Hoens Broek', <'broek' = moeras>), zo kwam ook het Huis Spaubeek in 1388 in het bezit van de familie Hoen. Ridder Daniël, een zoon van ridder Herman Hoen, gehuwd met Johanna van Merwede, vrouwe van Stein en van Gerdingen, ontving via zijn vader het kasteel en de landerijen te Spaubeek. Het echtpaar kreeg alleen dochters. Daniël Hoen liet Spaubeek na aan hun oudste dochter Margaretha, die in 1444 met ridder Jan van Werst trouwde, wiens familie afkomstig was uit Weerst in het Graafschap Dalhem (nu provincie Luik). Dochter Catharina Hoen van Spaubeek trouwde in 1448 met Jan I Rode van Opsinnich, van wie aan te nemen is dat hij de hierboven vermelde Johan Roede van Upsynnich was. Hij stamde dan uit de bank Montzen in het hertogdom Limburg, die net als Spaubeek (via Valkenburg) tot de gebieden van de Landen van Overmaas behoorde. De dochters Hoen van Spaubeek haalden hun echtelieden dus niet van heel ver, maar trouwden min of meer in eigen kring op regionaal niveau. Zij waren voor de landadel aldaar wel een goede partij. Dat gold ook voor de derde dochter, Cecilia, die huwde met Joris van Retersbeek (bij Klimmen). Het waren Catharina en Jan Rode die de nieuwe bewoners van Spaubeek werden, na ruil met Magaretha en Jan van Werst van het moederlijk erfdeel Gerdingen. Kort na deze wederwaardigheden kreeg het leengoed zijn eigenaardige naam. Naar analogie van (Heer) Hoens-broek gingen het huis en goed toen Heer Jans-Geleen [2] heten.

Na de dood van haar echtgenoot (in 1472) kwam het leengoed vervolgens aan Catharina en hun kinderen, en daarmee aan de Spaubeekse tak van de familie Rode van Opsinnich. Na de dood van zijn moeder in 1476 werd de oudste zoon, Jan II Rode van Opsinnich, met Spaubeek beleend en nadien (in 1537) zijn zoon Jan III Rode van Opsinnich. De volgende generaties (na Dirck Rode van Opsinnich) wisten het huis echter niet voor de familie te behouden. Zij zullen zich wat noordelijker in het Maasland vestigen, met name in Elen onder Maaseik, waar de takken Rhoe van Opsinnich van het kasteel Sipernau en Rhoe/Roye van Opsinnich van de hof aen die Capelle ontstaan. Dirck erfde van zijn moeder Catharina van Oerade bezittingen in de omgeving van Roermond, met name het Gelders leengoed Oedenrade bij Vlodrop.

Het huis met de hof en de goederen onder Spaubeek gelegen in de voormalige bank van Beek, met landerijen, bossen, broeken, weiden en beemden ongeveer 55 bunder, was met zijn mannen en ander toebehoor een groot leen van Valkenburg en werd verheven in 1380 door Abel van Vercken; in 1388 door Herman Hoen, ridder van Hoensbroek; in 1444 door Johan van Weerst; in 1472 namens Johan Rode van Opsinnich; in 1476 door Jan Rode van Opsinnich II en 1537 door Jan Rode III; in 1538 door Dirck Rode en Jonker Aert (Arnold) Huyn van Geleen. Na de dood van Dirck Rode in 1557 ging het goed definitief over op de familie Huyn, die ook al de molen van Heer Jansgeleen had gepacht. De nieuwe eigenaars verwierven meer aanzien, hun geslacht werd in 1654 verheven tot Graven van Geleen. Het Kasteel Jansgeleen werd ook de zetel van de verenigde heerlijkheid Geleen en Spaubeek (vanaf 1557), later verheven tot Graafschap. Zie verder Sint-Jansgeleen en Geleen.

Elen

Al voor het verlies van Jansgeleen vestigen enkele van de Spaubeekse Rodes zich wat noordelijker in het Maasland, met name in Elen, bij Stokkem onder Maaseik, waar de echtgenote van Jan Rode II, Maria van Mopertingen, de erfdochter was van het kasteel Sipernau. Het is hun zoon Frederik van Opsinnich genaamd Rhoe, die in 1515 met Sipernau wordt beleend. Hij huwt Lismonde Pollart (ook: Liefmonda Pollarts). In 1535 sterft hij in het naburige Neeroeteren aan de gevolgen van een handgemeen met zijn neef jonker Rycalt Rhoe / Roye. Er ontstaan in Elen twee takken Rhoe van Opsinnich, die van het kasteel Sipernau, en de tak Roye van Opsinnich van de hof aen die Capelle. De Rhoes van Sipernau worden baron, die van de Kapelhof zijn jonker. Zie voor de laatste: -- Over het Laathof van de Kapel, met de kapel van O.-L.-Vrouw van Rust, te Elen.

Weert

Jonker Frederick Rhoe van Obsinnigh is van 1536 tot 1547 scholtis (schout) van Weert.

  • Vermelding in 1545:
(1.1.2.3.) Margarethe Dobbelstein gen. von Doenrath (Burg Astenet) (1545 reliviert Wilhelm von dem Panhuys zu Mesch wohnend, die Güter ihres verstorbenen Vaters) x Friedrich Rohe van Wierdt (kinderlos, Erbe geht 1574 an Hans von Astenet und Clara)
(Bronnen: "Drossards " of Walhorn and their families, versie 2001; alsmede [3])

Venlo

In 1590 was een Tilman d'Rhoe eigenaar van een huis op de Vleesstraat te Venlo (blijkens regesten Loe Giesen).

Helmond / 's-Hertogenbosch

Helmond

Jacobina BECX, gedoopt 19-10-1623 te Helmond, huwt op 1-6-1669 te Helmond Johannes de Rhoo van Obsinnich (geb. ca. 1644 ?) Bron: Antoine Vroomen [4].

's-Hertogenbosch

Een pand te 's-Hertogenbosch (Peperstraat 8) kwam door een erfenis in bezit van dit echtpaar:

[p.461] Het huis, dat naast het laatstgemelde in de richting van de St. Janskerk staat, is een gedeelte van het daarop volgend huis, waarvan het reeds in 1586 gespleten was. Bij de verdeeling der nalatenschap en huwelijksgemeenschap van na te noemen mr. Johan van der Stegen, president-schepen van den Bosch, kreeg het voor haar deel zijne echtgenoote Margaretha Becx, van wie het weder erfde Jacoba BECX, de dochter van haren broeder Adolf Becx en diens echtgenoote Ida van Eyndhouts, en huisvrouw van Johan de Rhoe d' Obsinnich, ritmeester der Cavalerie in dienst van den Koning van Spanje; zij verkocht daarop aan hare zuster Johanna Catharina Becx[3]den 23 Juli 1685 (Reg. n°. 503 f. 97 vso) de helft in dit huis; van deze laatste erfde die helft haar man Christoffel van Spoelberch, heer van Lovenjoul, vice-majoor van Leuven, die ze 4 Mei 1699 (Reg. n°. 483 f. 78) weder verkocht aan genoemde Jacoba Becx, welke toen reeds weduwe was van haren gezegden man, zij werd daardoor wederom algeheele eigenares van
[p. 462] dit huis; het werd alstoen gezegd te zijn: huis met tuin, achterhuis en stalling, hebbende een uitgang op de Triniteit, staande eenerzijds tusschen het huis van Robert de Lobell en anderzijds tusschen dat van vrouwe Tulleken. Van Jacoba Becx erfde het hare zuster Margaretha Becx, welke het 26 September 1721 legateerde aan den zoon harer zooeven genoemde zuster Johanna Catharina Becx, François Philippe van Spoelberch, heer van Lovenjoul, burgemeester van Leuven; deze verkocht het 1 Februari 1743 (Reg. n°. 561 f. 143) aan Jan Schouw, timmerman te den Bosch en architect van die stad; diens vrouw Elisabeth Josina Ter Croye erfde het van hem, waarna zij het 16 Mei 1803 verkocht aan mr. Gerard Johan Bisdom, woonachtig te den Bosch.

Bron: A.F.O. van Sasse van Ysselt (1910): De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars of bewoners in vroegere eeuwen, 's-Hertogenbosch 1910-1914; II (1910): 461-462

Roermond

Dirk Rode van Opsinnich

  • Catharina Keer (ook Kehr, Kehrn, Kehren, Ker, Kern, Kher) (van Fronhoven, ook: genant Froenhoven) en haar man Dirk Rhoe–Opsinnich worden vermeld in 1554, zie Kasteel Oedenrade en vergelijk ook Keer genant Froenhoven.
Bron: RES GESTAE ROERMOND III 1 1135-1180, [5].

Deze Dirk Rhoe van Obsinnich was het die eerst de hoeve en vervolgens ook het huis Heer Jansgeleen verloor aan de familie Huyn (zie hierboven). [Arnold Huyn van Geleen (I), overl. omstreeks 1553, zoon van Gerard en van Agnes van Printhagen, verhief in 1537 de hoeve, toebehorend aan het huis van Geleen, en de twee hoeven van Printhagen en ook werd hij, na de dood van Dirck Rode beleend met het huis te Spaubeck, genaamd Heer Jans Geleen (1557)]

Frederick van Opsinnich genaamd Rhoe

  • 4 februari 1604: Roermond - Overdracht huisplaats.
Ten overstaan van Buegel en Creyartz draagt Hendrick Heister met toestemming van zijn vrouw Catharina een huisplaats tegen de Minrebruederen gelegen over aan Frederich van Opsinnich genaamd Rhoe en Elisabeth, echtelieden.
(Bron: GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, Overdrachten deel II-3, fol. 15, via: Loe Giesen, Kroniek voor Belfeld, Beesel en Swalmen - 1600-1609.)
  • Frederick van Opsinnich genaamd Rhoe (in 1595 gespeld als Roy) wordt in 1612 vermeld als burgemeester van Roermond.
  • Akte waarbij Elisabeth Kern, wed. van jonker Fredericus van Opsinnich gen. Rohe, afstand doet van haar lijftocht op ca. 2 morgen land in de Oeller Oe ten behoeve van haar zoon jonker Rijchart van Opsinnich gen. Rohe en echtgenote en Maria van Brouckhuijsen, wed. van Johan Rohe, waarna laatstgenoemden dit land verkopen aan Heinderich Brees en echtgenote. 1625 augustus 13. 1 charter.
(Bron: P.A.W. Dingemans, Inventaris van het archieven van de Heerlijkheid Dalenbroek, [Inventarisreeks Rijksarchief in Limburg; 11], Maastricht: Rijksarchief in Limburg 1975; VII. Stukken van Particulieren/ A. Grossen van akten voor de gerechten gepasseerd/ 2. Schepenbank Herten-Merum-Ool.)

Baexem

In de zeventiende eeuw was de familie De Rhoe d'Obsinnich, genaamd Rhoe van Baexem, eigenaar van het kasteel Baexem in Midden-Limburg. Vanaf 1726 bewoonde de met haar geparenteerde familie Van der Marck het huis tot in de 19e eeuw.

Venlo

Ook 't Huis Arenborg te Venlo was in dezelfde periodes in het bezit van de baron de Rhoe van Baexem en vervolgens van het aangetrouwde huis Van der Marck.

Grubbenvorst / Elmpt

In gen Stegen

Het Huis De Steeg te Grubbenvorst (thans gemeente Horst aan de Maas) dateert oorspronkelijk uit de 16e eeuw. Op de plaats van het oudere huis werd rond 1750 door een lid van de familie Rhoe d'Obsinnich het huidige huis gebouwd. Het was het noordelijkste domicilie van de Rijnlandse tak van de familie. De bijgebouwen zijn rond 1800 opgetrokken.

Heren van De Steeg

  • leengoed van het huis Gribben
  • jonker Johan van Dript (+1513), heer van Stege, getr. met Agneze van Zandwick, hun zoon:
  • Diederick van Dript (+ vóór 1550), getr. met Marguerite de Boxmeer (+na 1550), hun zoon:
  • Diederick van Dript, getr. met Cornelia van Erp, heer van Stege in 1573, hun dochter:
  • Agnes, erfgename en dame van Stege, trouwt in 1568 met Caspar van Keverberg, hun zoon:
  • jonker Hans Everard van Keverberg, heer van Stege, getrouwd met Catharina van Cruchten; "admis de ce chef à l'Etat noble de Gueldre" in 1607; overleden in 1611, hun zoon:
  • Lambert van Keverberg, heer van Stege, trouwt 19.02.1628 met Elisabeth de Pollart van Exaten. Lambert overlijdt te Haelen op 29.10.1664, z'n vrouw eveneens in Haelen 18.08.1652. Hun dochter:
  • Catharina de Keverberg, erfgename van de Stege, geboren te Haelen 21.02.1631, overleden vóór 1667. Zij trouwt in 1657 met Johan Frederik de Rhoe d'Obsinnich, heer van Elmpt, zoon van Edmond en Maria van Merode-Houffalize. Na de dood van Catharina hertrouwt hij met Anna Walburgis van Berenzouw op 14.05.1668.
  • Edmond Frans de Rhoe d'Obsinnich, geboren te Haelen 07.05.1658, trouwt met Anna Christina de Kettelers. Hij is heer van Stege en 23 mei 1700 "admis comme tel, à l'Etat noble de Gueldre superieure"; hij overlijdt in 1743.

Bron: Jan Titulaer [6]

Johan Frederik van Obsinnigh gen. Rohe

Stamlijn Catharina van Keverberg
I. Lambert baron van Keverberg genaamd van Meuwen (of Meven), heer van kasteel Middelbeeck, was op 9 febr. 1628 gehuwd met Elisabeth van Pollart tot Exaten (overl. te Haelen 18 Aug. 1652), dochter van Andreas, heer van Exaten, en van Barbara van Eijck.
II. Uit dit huwelijk: Catharina (ged. 21 febr. 1631, erfgename van de Steeg te Grubbenvorst, overl. vóór 1667), trouwde in 1657 Johan Frederik de Rhoe d'Obsinnich, heer van Elmpt, geb. 1634 en overl. 1700, schepen van Aken van 1672 tot 1698.

Stamlijn Johan Frederik van Obsinnigh gen. Rohe:
I. Edmund von Hochkirchen, * ca. 1405 schepen van Aken --> dochter Elisabeth X wederdoper Friedrich van Obsinnigh genaamd Rohe
II. Zoon Emundt I vOgR, schepen van Aken, huwt Margaretha Colin, dochter van schepen en burgemeester Bonifazius Colin. Vijf zoons, onder wie Friedrich, Emundt II en Johann; twee dochters
III. Emundt II X Maria van Merode-Houffalize, dochter van schepen Johan van Merode-Houffalize (uit diens 2e huw.)
IV. Johan Frederik van Obsinnigh gen. Rohe X Catharina van Keverberg

Archiefstukken 16.1111A: (Aanvullende) inventaris van het archief van de familie de Keverberg.
Beschrijving van archiefstukken van de Familie de Keverberg verworven in 2003, door G.H.A. Venner.
236 Kwitantie van J.F. van Obsinnich genaamd Rhoe voor oom Pollaert van Exaten wegens de aflossing van een schuld van f. 350,-. 1663 juli 9, 1 stuk.

V.Gezin Van Opsinnich-van Keverberg [7]

  1. Maria Agnes gedoopt 29-10-1662 Grubbenvorst D1662-007
  2. Joannes Wernerus gedoopt 07-11-1664 Grubbenvorst D1664-010
Uit de doopacten van Grubbenvorst [8]
-- Grubbenvorst D1662-007: 29-10-1662
29 Octobris bapt: est Maria Agnes filia nobilis Joannis Frederici van Opsenijgh dictus Roht et Catharinæ van Keverbergh coniugum
Patrini fuerunt Joannes Casparus ex Keverbergh et Elisabeth Margareta ex Keverbergh
-- Grubbenvorst D1664-010: 07-11-1664
Septimo die Novembris bapt: est Joannes Wernerus filius Joannis Frederici van Opsenijgh dicti Roht et Catharinæ van Keverberg coniugum
Patrinus fuit Richardus baro de Merode dnus ex Margraten et Cat per procuratorem nobilem Andream te Keverberg et
patrina fuit Maria Hildegundis uxor dni Casparis van Keverberg per procuratorem Mariam Magdalenam viduam Kiespenninck

Johan Frederik Rohe van Obsinnich hertrouwt

  1. 14 mei 1668 met Amöna Walpurga von Bernsau en
  2. in 1689 te Elmpt met Anna Maria von Holtrop, wed. van Hans Heinrich von Elmpt, heer te Ende en Elmpt, dr. van Reinhard von Holtrop zu Irnich en Maria von Weverden gen. Drove. Anna Maria von H. was eerder getrouwd met de zwager van J.F. RvO, Catharina's oudere broer Andreas van Keverberg (Haelen 2 jan. 1629, Elmpt 17 okt. 1674), die daardoor heer werd van Middelbeeck en Elmpt. Anna Maria von H. stierf 15-10-1701 te Dilborn, vanouds een bezit van de Heren van Elmpt).
    ....

Edmond Frans Rhoe van Obsinnich

Vader JF werd in 1671 (tijdens zijn tweede huwelijk) lid van het Sterregilde en was schepen van Aken van 1672 tot 1698. Door zijn eerste huwelijk (1657) met Catharina van Keverberch gen. Van Meuwen te Aldengoer bij Haelen († 1666), dr. van Lambert baron van Keverberg van Meven, heer van kasteel Middelbeeck, (Dld) was deze oostelijke tak RvO terechtgekomen in het Overkwartier van Gelre, dat tot de Spaanse Nederlanden behoorde, maar in 1713 verdeeld werd. JF van Rhoe d’O wordt later door zijn derde huwelijk heer van Elmpt. Het Land van Kessel wordt Pruisisch. Zijn enige zoon Emund Franz vOgR (uit het 2e huwelijk) zal later heer zijn te Elmpt, Steyn en Middelbeck. Cruchten (met Brempt en Elmpt) en Wegberg komen in 1713 met Roermond aan Oostenrijks Gelre.

  • Gezin Van Opsinnich-Kettler
  1. In 1682 wordt te Grubbenvorst geboren Maria Anna Christina, dochter van Edmond Frans de Obsenich dictus Roe en Anna Christina (van) Kettler, waarbij Joannes Everardus van Keverberch peetvader is;
  2. in 1684 zoon Joannes Casparus d'Obsinnich dictus Roe
  3. en in 1686 Joannes Fredericus. Hans Frederik d'Obsinnich genaamd Roe is in beide gevallen peetvader. (Zie ook hierboven bij Elmpt)

Hinsbeck

De doopregisters van de R.K. St. Peter te Hinsbeck (voor 1713 behorend tot het Overkwartier van Gelre en dus tot de Zuidelijke Nederlanden, thans gemeente Nettetal, district Viersen, Duitse grensgemeente bij Venlo) vermelden de naam De Obsinnig of Rohe in 1690, '92, '93 en '94, en De Obsenig of Rohe in 1696.
1693: Edmond Francois van Opsinnich genaamd Rhoe, heer te Middelbeck (= het huis Middelbeeck te Hinsbeck), vraagt octrooi voor verkoop [9].

Elmpt

In Elmpt (voor 1713 behorend tot het Overkwartier van Gelre en dus tot de Zuidelijke Nederlanden, van 1713 tot 1790 met onder meer Roermond behorend tot het kleine Oostenrijks Gelre, thans deel van de Duitse grensgemeente Niederkrüchten, district Viersen, even over de grens bij Roermond gelegen), bevindt zich het Huis Elmpt, uit de 16e eeuw. Van 1701 tot 1759 was dit huis in het bezit van de familie Rohe van Obsinnig. In het interieur bevindt zich het alliantiewapen van de families Rohe met het Andreaskruis, en Kettler met de ketelhaak (zie ook hieronder bij Grubbenvorst). Een gedenkplaat herinnert aan Johannes Franz von Obsinnig, genannt von Rohe, die in 1742 als opperwachtmeester (sergeant-majoor) van een regiment dragonders gestorven is.

Edmondus Franciscus vrijheer baron de Rohe, heer van Elmpt, ordinis equestris in ducatu Geldriensi senior, is in 1740 vervangend doopgetuige voor een der 25 kinderen van Franciscus Arnoldus markies in en van Hoensbroeck [geb. Schloss Haag 31-5-1696, erfmaarschalk en camerarius, heer van Swalmen en Asselt, overl. Swalmen 23-8-1759] [4]

Wolff Christoph von Rohe zu Elmpt is vanaf 1718 heer van Drove, in het hertogdom Gulik (Ambt Nideggen, district Düren).

Doesburg

In het Gelders Archief over de stad Doesburg wordt in 1744 vermeld Douarière Van Beem, geboren van Rhoe van Obsinnig. Het is een van de laatste vermeldingen van een familielid. Zij kan worden gerelateerd aan de familie De Rhoe van Baexem.

  • Door Marcel Wissenburg gevonden:

(1) Petronella Adriana van Rhoe (huwt Weijssenburgh en Beem):
- kennelijk zuster (misschien nicht) van Theresia Machtildis Dorothea
- kennelijk zuster van Johanna Elisabetha (ze procederen samen in Doesburg)
- Theresia Machtildis Dorothea kennelijk identiek met Mechtildis Theresia
- Mechtildis Theresia, Magdalena Theodora en Johanna Elisabetha zijn met zekerheid zusters; kinderen van Ernest Guilielmus de Rhoe en Gertrudis van Lemmegouw

(2) Anna Francisca de Roo:
- dochter van Adriaan Martin de Rhoe en Antonetta Margaretha van Baexen
- kennelijk nicht van Theresia Machtildis Dorothea; o.a. meter van een kind

Jan baron de Rhoe d'Obsinnich, mede-heer van Baarlo

I. I. Hans Friedrich von Rhoe gen. Obsinnich (Hans Frederick, vermeld Maasbracht 1648 - +5-1-1686), kaiserl. Oberst-Wachtmeister x Sibilla de Ghysen (Gijsen of Gysenberg, +14-2-1693) van Haren uit Randerath (Randenraedt). Kinderen: 1. Johan, volgt, 2. Elisabeth +22-2-1693.

II. Johan baron van Rhoe genaamd Obsinnich (Johan (Hans) Frederick baron van Obsennick gnt. Rhoe), mede-heer van Baarlo, luitenant-generaal (*1638 - +1704) huwt

1e huwelijk: in 1669 met
Adriana van Boedberg (de Bodbergh) gen. Rey (Ingenray) (*27-1-1649 - + 17-9-1685), dochter van Arnold de Bodbergh & Maria Anna van Mopertingen.

III. Kinderen:

Wapensteen D'Olne-De Rhoe d'Obsinnich boven de toegangspoort van De Berckt te Baarlo.

-- Eva Teresia Florentina de Rhoe d'Obsinnigh, *28.9.1683, +Olne 15.8.1754, erfgename van Ingenray (Baarlo), x Olne 27.1.1707 met Guillaume Philippe baron D'Olne, heer van Soumagne-St-Hadelin, Olne etc., vermeld 1708-1726.
-- Johan Frederik jr (17-9-1685 te Randenraedt, + 9-12-1735); kanunnik van St Servaas (3-6-1708 prebende en 29-10-1718 cantor), nog vermeld als zwager 1717; voordien (vanaf ca. 1703) aangeduid als mede-heer van Baarlo.

  • 1708: Verklaring van overdracht van de halve heerlijkheid Baarlo aan G.P. D'Olne, ten behoeve van diens vrouw T. F. de Rhoe d'Obsinnich en erfgenamen door de geestelijke staat aangenomen hebbende J. F. van Rohe dobzinnick, die verder advocaat Steintgens als zijn bevolmachtigde aanstelt.
  • Zie ook: Dr. P. Doppler, 'Lijst van kannuniken van het Vrije Rijkskapittel van Sint Servaas te Maastricht (1050-1795) [slot]', in: PSHAL LXXV (1939) 93-300.

-- Maria Isabella, penitente (non) te Weert, doet afstand van haar goederen tgv haar vader, 1692
-- Maria, canonisse (non) in het Munster te Roermond
-- Anna Catharina (*1678 - +1744), 18 jaar priorin van het adellijk klooster Dalheim, ingetreden 1696
-- Franz (+ voor 1697), obristleutnant, (stukken 1697-99)
-- Carl Arnold, Benedictijn te Cornelismünster.

2e huwelijk: Baarlo 16-11-1690, met
Johanna Adelheid van Hardenraedt de Rhoe, vrouwe van Baarlo, douarière van Lambert van Pollaert.

Baarlo

Kasteel De Berckt

Het Kasteel De Berckt [10] is een in de 13e eeuw gebouwd kasteel. Het kasteel is gelegen aan de oude Romeinse heerweg tussen Kessel en Venlo. Godefridus van Eyll wordt in 1279 genoemd als eigenaar van het kasteel. Kasteel de Berckt wordt al verheven in 1326. De familie van Eyll was tot aan het einde van de 16e eeuw de rijkste familie van Baarlo.
In 1563 is Edmond van Crieckenbeek de eigenaar. Agnes van Crieckenbeek schonk het goed in 1594 als bruidsschat aan Godfried van Hardenraet. Johanna Aleida van Hardenraet gaf in 1671 het huis aan haar man Lambert van Pollaert, heer van Aldeneyk. Na diens dood trad Aleida in het huwelijk met weduwnaar baron Johan (Hans Frederick) de Rhoe d'Obsinnich. Aleida testeert 1704 als weduwe.
Baron van Obsennick gnt. Rhoe (*1638, + Portugal 12-7-1704), mede-heer van Baarlo, was luitenant-generaal in dienst van de Republiek der Verenigde Provinciën en stierf in de oorlog in Portugal. Zijn dochter Eva Thérèse Florentine, barones de Rhoe d'Obsinnich, huwde in 1707 op het kasteel van Olne (Graafschap Dalhem, thans provincie Luik) met Rijksbaron Willem II (Guillaume-Philippe) d'Olne en overleed aldaar in 1754. Het Kasteel De Berckt te Baarlo draagt in de gevel van het poortgebouw nog het alliantiewapen van Eva Rhoe van Obsinnich en Guillaume-Philippe d'Olne. [5]

Halve heerlijkheid Baarlo

De voornaamste families, die in het bezit zijn geweest van het kasteel Baarlo en de daaraan verbonden goederen en heerlijke rechten, waren die Van Montfort (XVe eeuw), Van Eyll (XVIe eeuw), Van Laer (XVIIe eeuw) en Van Bierens (XVIIIe eeuw). Van deze laatste familie ging in 1787 het kasteel over aan de familie Van Erp, die weldra door de inlijving bij Frankrijk de heerlijke rechten verloor, doch de goederen behield tot op de tegenwoordige dag. Toen in 1673 een groot aantal heerlijkheden door den koning van Spanje in het Overkwartier van Gelderland werden verkocht, kon de familie Van Laer slechts de helft van Baarlo aankopen; de andere helft werd achtereenvolgens verworven door leden der families Van Holloniën, Van Pollart, Van Rhoe d'Obsinnich en Van Olne, totdat in 1750 de familie Van Bierens in het volledig bezit kwam der heerlijkheid, waarvan zij reeds in 1687 de helft van de familie Van Laer, tegelijk met het kasteel, had verkregen.
Bron: archief Kasteel Baarlo te Maasbree 1369-1798

  • RHCL Archieven en collecties / 16.1117 Kasteel Baarlo te Maasbree/ Regestenlijst door P. Doppler
Datering: 11 september 1711
Regest 204 Het Hof van Gelder te Roermond oorkondt, dat ten overstaan van Johan Gerard Cox, stadhouder, en de leenmannen Guillaume Philip baron d'Olne, echtgenoot van Theresia van Rhoe d'Obsinnich, erfgename van Johanna Adeleydis van Hardenraedt, douairière van Johan van Rhoe d'Obsinnich, in leven luitenant-generaal in dienst der Hoog Mogenden, beleend wordt met de halve heerlijkheid Baarlo met haar toebehooren, "rechten en gerechtigheyden van aenstellinge der officieren, het proffiteeren der amenden, het recht van jacht, vis-scherije ende andersints, niet daervan noch uytgescheyden".
Gegeven binnen der stadt Ruremonde den 11 dagh van den maent September in den jaere des Heeren seventienhondert ende elff.
[Oorspr.; met het zegel in roode was.]
[NB: Op de vouw attest van de vernieuwing van den eed 4 April 1715.]

Het geslacht Van Olne

De familie d'Olne, waarin de Baarlose lijn De Rhoe wordt voortgezet, bleef nog tot 1830 eigenaar van "De Berckt". Achtereenvolgens waren dat Willem III Frederik Baron van Olne (1784), Antoine Joseph (1755-1823), en Willem V (1789-1869), burgemeester van Maasbree, die op het Huis "Scheres" te Baarlo overlijdt. De laatste Nederlandse Baron d'Olne was diens zoon, Ernest Willem VI, historicus-bestuurskundige en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (1848-1891).

Auteur

Ad Welschen

Noten

  1. Die Burg Gödersheim ist die Ruine einer spätgotischen Wasserburg wenige Kilometer von Wollersheim entfernt, einem Stadtteil von Nideggen im nordrhein-westfälischen Kreis Düren. Sie befindet sich im Tal des Neffelbaches und steht seit dem 22. Oktober 1993 unter Denkmalschutz. Eigentümer der Burgruine und des umliegenden Geländes ist der Landschaftsverband Rheinland. Die Niederungsburg wurde erstmals im Jahre 1343 erwähnt und befand sich zu jener Zeit im Besitz der Familie von Gödersheim. 1373 erschien ein Johann von Vlatten als ihr Besitzer. Durch Heirat kam die Burg im Jahr 1474 an die Herren von Lülsdorf. Mitglieder dieser Familie errichteten um 1500 die heute als Ruine erhaltene Wasserburg. 1630 erwarb die Familie von Rohe genannt Obsinnich die Anlage von den Lülsdorfs, ehe sie spätestens 1642 durch Heirat an Gotthard von Merode-Houffalize kam. Sein Sohn Johann Wilhelm und dessen Frau Anna Maria von Holtorp ließen wohl das Zwingertor umgestalten, wovon bis etwa zum Ende des 19. Jahrhunderts ihr gemeinsames Wappen und die Jahreszahl 1708 im Giebelfeld des Tores zeugten. Als mit dem Tod Regine Petronellas von Merode die Familienlinie 1826 erlosch, kam die Burg Gödersheim – ebenso wie die Burg Jüngersdorf – per Erbschaft an die Familie des Düsseldorfer Rentmeisters Graef, dessen Erben den Besitz in mehreren Teilen verkauften. Die Burg erwarb die Familie Meiss aus Wollersheim. Einige ihrer Mitglieder bewohnten das Burghaus noch bis zum Jahr 1865, dann verfiel die Anlage allmählich und wurde zur Ruine.
    (Bron: Duitse Wikipedia)
  2. Vergelijk bijvoorbeeld ook een naam als Heerjansdam
  3. Zij stierf 16 Febr. 1691 en werd te Leuven met deze kwartieren begraven:
    Becx == Eyndthout van Bruhese
    Thielen == Eyndthout van Rovere
    van de Water == Stralen
    van der Camme == Sweerts van Eyck
  4. :Joannes Fredericus Antonius Mauritius Xaverius in en van Hoensbroeck, ged. Swalmen 25-9-1740 (get. Fredericus graaf van Harrach sacelae suae cesarea ac catholicae majestatis in Belgio Supremus minister apud screnissimam archiducissam Austriacam in eodem Belgio Gubernatricem, vervangen door Edmondus Franciscus vrijheer baron de Rohe, heer van Elmpt, ordinis equestris in ducatu Geldriensi senior en prinses Joanna Antonetta de Hessen, decanesse van het kapittel te Thorn, vervangen door Catharina Elisabetha markiezin in en van Hoensbroeck, rijksgravin en kanunnikes van het kapittel te Thorn) (Bron: Kroniek voor Belfeld, Beesel en Swalmen 1720-1729, Loe Giesen 2009.)
  5. Het oude kasteel werd in 1830 gesloopt en in Italiaanse stijl herbouwd. Van het vroegere voorhof is nog een bakstenen vleugel uit het eerste kwart van de 18e eeuw over. Aan het begin van de 20e eeuw werd het een klooster. De Arcenaar Nagels kocht in 1994 het kasteel en vestigde er een groepsaccommodatie. Zie ook: [1]


Bron

  • A.J. Welschen 2003-2011: 'Het geslacht Rhoe van Obsinnich' (Genealogisch-historische dataverzameling), met dank aan de historicus Raymond Driessen te Peer (B) en de genealogen Carl Arnold baron von Broich te Montzen (B) en prof. dr. Marcel Wissenburg (Nijmegen/Wageningen).

Enige literatuur

  • H. de l'Escaille, <Genealogie de Rhoe d'Obsinnich>, in: Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg. Jaarboek van Limburgs Geschied- en Oudheidkundige Genootschap XXXIII (1896-97), 367 e.v. <in studie over de Heerlijkheid Baarlo>. (Meest uitvoerige tot nu toe gepubliceerde genealogie RvO, maar nog zeer onvolledig en helaas niet ook overal even betrouwbaar)
  • J. Goossens (red.), Woeringen en de oriëntatie van het Maasland, Hasselt 1988 (alleen middeleeuwse achtergronden in de regio)
  • Joseph Strange: Nachrichten ueber Adelige Familien und Gueter. Zweites Heft. Coblenz 1879.
  • M.J.H.A. Schrijnemakers: Sint-Jansgeleen. Kasteel, hoeve en molens, [serie 'Wat Baek ós bud', deel 9], Beek-L: Drukkerij Econoom bv i.s.m. Heemkunde-vereniging Beek-L., 1985 (alleen over periode Spaubeek)
  • Albert Stassen, Le Château d'Obsinnich-Rémersdael, 2002 (kleine monografie over de bewoningsgeschiedenis, maar in hoofdzaak over recentere eigenaars)

Aanzetten tot verder onderzoek in:

  • Ad Welschen: ‘Herkomst en geschiedenis van de familie Welschen en de geografische verspreiding van deze familienaam’, afl. II, in: Limburgs Tijdschrift voor Genealogie 30 (2002), 68-81, plus afzonderlijke bibliografie in: Limburgs Tijdschrift voor Genealogie 31 (2003), 34-35.
  • Ad Welschen 2007-2008: 'Maria Eva Welschen-Coenen (1810-1891)', aflevering 1 en volgende, in: De Gouden Sleutel, Driemaandelijks Tijdschrift van de Geschied- en Heemkundige Kring Eelen, Elen-Dilsen (B), 2007:3, 65-80 en vijf verdere opeenvolgende nummers in 2008 en 2009. (De serie wordt voortgezet.)