Reversaal

Uit Genealogie Limburg Wiki

Algemene informatie

Een reversaal of reversaalbrief is een oorkonde waarin bijvoorbeeld een leenman of pachter verklaart dat hij bepaalde goederen en/of rechten heeft ontvangen. Een reversaal is daarmee gewoonlijk een soort reactie op een eerder afgegeven leenakte of eerder gesloten pachtovereenkomst. We treffen reversalen aan in de archieven van leenhoven of -kamers, maar bijvoorbeeld ook in de archieven van de Rekenkamer. In de reversaal herhaalt de oorkonder nog eens wat is afgesproken, opdat hierover later geen misverstand kan bestaan.

Een reversaal is meestal vooral interessant vanuit (streek)historisch oogpunt. Daarnaast kan de akte natuurlijk ook genealogische gegevens bevatten. Soms ook is de leenakte verloren gegaan en is slechts de reversaalbrief bewaard.

Voorbeeld van een reversaalbrief, Beesel 1612

RIJKEL ‑ Hendrick van Cruchten oorkondt dat de superintendant van de Rekenkamer en anderen op 30 augustus 1612 aan hem een aanwas ('grindt') hebben verpacht, gelegen tegenover zijn hof te Rickel onder Bezel, zoals deze daar gelegen is of in de toekomst nog aanwassen mag. Hiervoor zal hij aan de Rekenkamer (namens de hertog van Gelre) jaarlijks 45 stuiver Brabants betalen van elk bunder 'holtgewas, groen off weybaer wesende'.

Van Cruchten heeft zich op 26 oktober 1611 bij de Rekenkamer gemeld met de mededeling dat hij van Andries Driessen, pastoor te Neer, de pacht heeft overgenomen van 'twee grinden ofte middelsanden gelegen in de Maese bij Bezel, die eene tegen die Kesselsche Haege onder die Handtsommerbeeck, het andere wat hooger gelegen sijnde, tegens over Deursdaels bossen oft sijnen hoff van Rickel'. Deze aanwassen waren ca. 4 jaar geleden aan voornoemde pastoor verpacht voor 30 stuiver Brabants voor een periode van 6 jaar. De aanwas tegenover de Kesselse haege [waarschijnlijk de Mussenberg] is inmiddels geheel weggespoeld; de andere is 2 jaar geleden eveneens door 'de hooge wateren zeer affgespuelt ende innegeschuert, oock mette leste hooge wateren daer naer zeer beschaedigt', vooral aan de Hornse zijde. Ook deze aanwas dreigt door hoog water en ijsgang geheel weggespoeld te worden, hetgeen echter kan worden voorkomen door de oevers te batten (beschoeien). Omdat de boerderij van Van Cruchten tegenover deze aanwas ligt, is deze genegen om de aanwas op zijn kosten te laten 'batten ende verscheren', mits hij deze tegen een redelijk bedrag kan pachten. De Rekenkamer heeft de aanwas hierop, na advies van de rentmeester van Montfort, Engel van Offenbeeck, bezichtigd en heeft vastgesteld dat de aanwas met de stenen en zand nog geen bunder groot is, en dat het 300 pond Arthois of meer zal kosten om deze te batten en de 'putten ende riolen' die bij het laatste hoog water zijn ontstaan, weer op te vullen.

Met ingang van 30 augustus 1612 zal Van Cruchten de aanwas voor een periode van 10 jaar zonder kosten mogen gebruiken, in ruil voor de onkosten van het batten. Na het aflopen van deze termijn, te weten op 30 augustus 1622, zal de aanwas op gezamenlijke kosten door een beëdigd landmeter met de 'maete off roede van Bezel' gemeten worden. Per bunder die bruikbaar is als 'holtgewas, groenselyck off gersingen uytgesteken steen ende zandt' zal hij de eerder genoemde 45 stuiver Brabants betalen, 'teynde maete, teynde gelde', zolang de aanwas zal bestaan. Elke 5 jaar zal een nieuwe meting worden gedaan op gezamenlijke kosten en zal de pacht worden verhoogd of verlaagd. Van Cruchten zal van de hertog geen kosten, schade of arbeidsloon kunnen verhalen die hij maakt om de aanwas in stand te houden. Tenslotte is op 30 augustus 1612 bepaald dat Van Cruchten een reversaalbrief moet afgeven ten behoeve van de Rekenkamer, hetgeen bij deze gebeurt.

RAL Maastricht, Rekenkamer Roermond, inv.nr. 423; charter.