Prinsbisdom Luik

Uit Genealogie Limburg Wiki

Dit artikel betreft het staatkundige prinsbisdom Luik tot 1795. Zie ook het kerkelijke bisdom Luik.
Tekst samengesteld uit een tweetal artikelen in de Nederlandse Wikipedia

Prinsbisdom Luik (F: Principauté de Liège, D: Fürstbistum Lüttich; 980 — 1795)

Ontstaan

Het prinsbisdom Luik was oorspronkelijk een bisdom waarover bisschop Notger in 980 van keizer Otto II van het Heilige Roomse Rijk de heerlijke rechten kreeg en dus naast de geestelijke macht ook de wereldlijke macht kon uitoefenen. Vanaf dat ogenblik werd een deel van het bisdom Luik een prinsbisdom en genoot het immuniteit, onder bescherming van de keizer. Het was de facto een semi-zelfstandig land geworden.

De stad Luik werd in bloed gesticht. De bisschop van Maastricht, Lambertus bezat een landhuis in het kleine plaatsje Luik, hoogstwaarschijnlijk een verbouwde Romeinse villa. Op 17 september van een onbekend jaar (696, 700 of 705), werd hij vermoord door de mannen van een zekere Dodon, leden van een rivaliserende familie. Zijn lichaam werd naar Maastricht overgebracht.

Al snel werden wonderen toegeschreven aan het huis, en het werd een bedevaartsoord. In 714 haalde zijn opvolger Hubertus de relikwieën van Lambert terug naar Luik en wijdde een kerk aan hem. Een stad groeide eromheen. In 722 besloot Sint-Hubertus zich in Luik te vestigen. Maar niets gaf aan dat hij dit de nieuwe bisschopszetel wilde maken. Toch zal dit er de consequentie van zijn geweest.

De vroege middeleeuwen

Zie ook: Prinsbisdom Luik / Rijks- en prins-bisschoppen

In 742 werd Karel de Grote in de omgeving van Luik geboren. In 817 liet de kaart van Walcand en de lijst van prins-bisschoppen van Luik zien dat het bisdom al Tongeren, Maastricht, Hoei, Dinant, Ciney en de abdij van Saint-Hubert in bezit had. De Noormannen verwoestten het gebied in 820 voor de eerste keer. Met het verdrag van Verdun van 843 werd Luik deel van Lotharingen. Het werd in 985 door keizer Otto II uitgebreid met het graafschap Hoei. Het domein van Theux werd in 898 door Zwentibold, koning van Lotharingen, aan de bisschop van Luik geschonken. In de 12e eeuw werd deze heerlijkheid het markgraafschap Franchimont. Het hertogdom Bouillon werd in 1096 gekocht van Godfried V (Godfried van Bouillon) en bleef (een apart) deel van het prinsdom tot 1678.

Het graafschap Loon

In 1366 annexeerde Jan van Arkel het graafschap Loon na de dood van Lodewijk IV van Loon, maar toch behield het graafschap een grote autonomie. Zo kon de prins-bisschop niet zomaar belastingen innen of verhogen, en moest hij bij zijn aantreden de oude privileges van Loon erkennen.

Bourgondische tijd

De Bourgondiërs slaagden er in om prins-bisschoppen te installeren die hen goed gezind waren (als Lodewijk van Bourbon). De opeenvolgende conflicten leidden onder meer tot de slag bij Montenaken en de slag bij Brustem. Bij het tot stand komen van de Vrede van Sint-Truiden werd Luik een Bourgondisch protectoraat. Karel de Stoute brandde de stad in 1468 plat na een nieuwe opstand en een groot deel van de bevolking werd uitgemoord. Maria van Bourgondië verzaakte op 19 maart 1477 van al haar rechten op het prinsbisdom.

Het prinsbisdom besloot in 1492 de neutraliteit uit te roepen en zich niet meer inlaten in de strijd tussen Frankrijk en Bourgondië. Deze staten beloofden een non-interventie-politiek, vrije handelsbetrekkingen en bij passage al het nodige te kopen en te betalen. Everhard van der Marck sloot wel een verbond met keizer Karel maar de Luikenaars dwongen zijn opvolger Gerard van Groesbeek dit verbond weer op te zeggen.

Het graafschap Horn kwam in 1568, na de onthoofding van Filips van Montmorency, aan de prins-bisschop van Luik, maar het bleef een zelfstandig leen.

Goede Steden

De Goede Steden (Bonnes Villes) waren de voornaamste plaatsen van het Prinsbisdom Luik. Om het statuut van Goede Stad te krijgen moest een stad omwald zijn, of omgekeerd: zo'n stad kreeg het recht een omwalling te bouwen. Zij konden ook deelnemen aan de Staten van Luik.

Bij het begin van de Nieuwe Tijd waren er 21 Goede Steden; in 1651 werden het er definitief 23, twaalf Dietse en elf Romaanse, met name:

  • Dietse steden (villes thioises), men zou nu zeggen Nederlandse of Vlaamse:

Beringen, Bilzen, Borgloon (vroeger Loon), Bree, Hamont, Hasselt, Herk-de-Stad, Maaseik, Peer, Sint-Truiden, Stokkem, Tongeren.

  • Romaanse steden (villes françoises), men zou nu zeggen Franse of Waalse :

Borgworm, Châtelet, Ciney, Couvin, Dinant, Fosses-la-Ville, Hoei, Luik (de hoofdstad), Thuin, Verviers, Wezet.

  • De Tweeherigheid van Maastricht en het Hertogdom Bouillon, en dus ook de steden Maastricht en Bouillon hadden een speciaal statuut binnen het prinsbisdom.

Van prinsbisdom naar bisdom

Luik maakte dus geen deel uit van de Zeventien Provinciën en bleef min of meer onafhankelijk tot de Franse annexatie in 1795, alhoewel het deel uitmaakte van het Heilige Roomse Rijk; de prins-bisschop was er als rijksvorst lid van de Rijksdag. Het prinsbisdom maakte ook deel uit van de Nederrijns-Westfaalse Kreits

In 1789 kwamen de Luikenaars, in de maalstroom van de Franse Revolutie, in opstand tegen hun prins-bisschop. De Luikse revolutie eiste gelijkaardige hervormingen als in Frankrijk. Tegelijk kwamen de Zuidelijke Nederlanden in opstand tegen de Oostenrijkse heerser en stichtten de Verenigde Nederlandse Staten, waarmee de Luikse republiek een verbond sloot. Maar de nieuwe keizer herstelde niet alleen het gezag in zijn Zuidelijke Nederlanden; hij zette ook de prins-bisschop terug op zijn post.

In 1795 was het uit met het prinsbisdom. De Franse Nationale Conventie (Frankrijk) annexeerde op 1 oktober het gebied, en herschikten het in een aantal departementen: het Departement van de Nedermaas (Loon), Ourthe (Luik en het prinsdom Stavelot-Malmedy), en Samber en Maas (Dinant en omgeving).

Het prinsbisdom werd weer het gewone bisdom Luik.