Militie

Uit Genealogie Limburg Wiki

Vanaf de inlijving door Frankrijk (bij decreet van 9 juli 1810) krijgen ook de Nederlanden te maken met de dienstplicht. Aanvankelijk spreekt men van conscriptie, maar later heeft men het over de nationale militie.

Hoewel de militie ook vrijwilligers kende, bestond het leeuwendeel uit jongemannen die via loting werden aangewezen. In de gemeentearchieven treffen we de lotingslijsten nog vaak aan. Ieder bataljon probeerde men zo veel mogelijk samen te stellen uit burgers afkomstig uit meerdere aangrenzende gemeenten en daarmee ook uit dezelfde provincie. Limburgse miliciens konden onder elkaar veelal hun dialect blijven spreken.

De diensttijd bedroeg aanvankelijk vijf jaar. Gedurende het eerste jaar werd iedereen ingedeeld bij een reservebataljon; hiervoor werd men nog niet daadwerkelijk opgeroepen. Het tweede jaar wel; dan was men twaalf maanden in werkelijke dienst. In het derde en vierde jaar werd iedereen een maand opgeroepen voor herhaling: de zogenaamde herfstoefeningen (van 1 september tot 1 oktober). Het vijfde jaar werd men gewoonlijk niet opgeroepen voor herhaling.

In sommige gevallen werd vrijstelling van dienst verleend: enige wettige zoon (ongeacht of de ouders nog leefden), broederdienst (zie hiervoor de externe links), kleiner dan 1,55 m, ziekelijke gesteldheid of gebreken, kostwinner van een gezin. Het kon ook zijn dat men werd uitgeloot of voor een plaatsvervanger of nummerverwisselaar kon zorgen. De miliciens met groot verlof moesten steeds de verklaring bij zich dragen dat zij hun verlofpas bij de gemeente hadden ingeleverd.

In 1848 werd de vijfjarige dienstplicht (waarvan het eerste jaar dus ongeoefend) gewijzigd in vier jaar. Gedurende het grootste deel van de militietijd kreeg men geen vergunning om te trouwen. Dit mocht pas na afloop van de herfstoefeningen van het laatste dienstjaar. Deze regeling verklaart mede het grote aantal ongehuwde moeders in de 19e eeuw. Pas als de vader had voldaan aan de verplichtingen van de nationale militie, werd het huwelijk alsnog voltrokken, waarbij eventuele kinderen werden gewettigd.

Waren de plichten ten aanzien van de nationale militie niet vervuld, dan kreeg men in de 19e eeuw tot de leeftijd van 40 jaar geen toestemming om te trouwen. De bewijsstukken aangaande de militie vinden we gewoonlijk als huwelijksbijlage bij de huwelijksakten. Bij het afzwaaien kreeg de milicien een paspoort en eventueel een getuigschrift van goed gedrag.

Externe links