Landen van Overmaas

Uit Genealogie Limburg Wiki

Overmaas of Overmaze is de historische benaming voor de gezamenlijke voormalige Landen van Valkenburg, 's-Hertogenrade en Dalhem. Historisch Overmaas ligt heden ten dage zowel in het huidige Nederland als België en Duitsland. De benaming 'Overmaas' ontleenden de drie landjes aan hun unie met het oude hertogdom Brabant, dat het gebied vanuit zijn perspectief in bestuurscentrum Brussel als Outre Meuse of Overmaas betitelde. In 1839 werd het grootste gedeelte van Overmaas toegewezen aan het Koninkrijk der Nederlanden. Het restant, Dalhems gebied, werd bij België gevoegd en daarvan staat het Nederlandstalig gedeelte tegenwoordig bekend als de Voerstreek.

Historisch-geografische ligging

Het historische Overmaas ligt zowel in het huidige Nederland, als in België en voor een kleiner deel ook in Duitsland (het oostelijk deel van het Land van Rode of 's-Hertogenrade dat in 1815 aan in het koninkrijk Pruisen kwam). In 1839 werd het grootste gedeelte van Overmaas toegewezen aan het Koninkrijk der Nederlanden. Het restant, een deel van het Dalhems gebied, werd bij België gevoegd en daarvan staat het Nederlandstalig gedeelte tegenwoordig bekend als de Voerstreek.

Kerpen werd in 871 door keizer Lodewijk de Duitser aan het klooster Prüm geschonken. De aanwezige rijksburcht werd 1122 door de aartsbisschop van Keulen verwoest. In 1282 kwam de heerlijkheid Kerpen aan het hertogdom Brabant. In 1288 viel ook de heerlijkheid Lommersum in de Limburgse successieoorlog toe aan Brabant. Kerpen en Lommersum werden evenals het hertogdom Limburg en het graafschap Valkenburg gerekend tot de Landen van Overmaze. Met Brabant volgden Kerpen en Lommersum de geschiedenis van de (zuidelijke) Nederlanden. De exclaves van Brabant werden meerdere malen verpand aan de hertogen van Gulik, de keurvorsten van Keulen (1655) en de graven van Nassau. Tijdens de Spaanse Successieoorlog werden Kerpen en Lommersum in 1704 door Johan Willem van de Palt, keurvorst van de Palts (tevens hertog van Gulik), veroverd.
Kerpen en Lommersum was daarna een tot de Nederrijns-Westfaalse Kreits behorend rijksgraafschap binnen het Heilige Roomse Rijk.
Keizer Karel VI (tevens hertog van Brabant), stond Kerpen en Lommersum in 1710 af aan de keurvorst van de Palts die ze aan zijn minister graaf Johan Frederik van Schaesberg schonk.
Op 11 februari 1712 verhief keizer Karel VI de verenigde heerlijkheden Kerpen en Lommersum tot rijksgraafschap. Daardoor verwierven de graven van Schaesberg een zetel op de Westfaalse gravenbank van de Rijksdag. Later verklaarde de raad van Brabant te Brussel de hele gang van zaken illegaal, wat tot een lange rechtsstrijd leidde. In 1739 werd het graafschap door Beierse troepen bezet, maar dit loste de problemen niet op. Pas in 1786 werd de twist bijgelegd. De keizer bevestigde in zijn hoedanigheid van hertog van Brabant de belening. Inmiddels ging de twist met de bevolking over de belastingheffing door tot het einde van het rijksgraafschap.
In 1795 werd het rijksgraafschap door Frankrijk bezet en ingelijfd. In paragraaf 24 van de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 worden de graven voor het verlies van Kerpen-Lommersum schadeloos gesteld door het Ambt Tannheim (met uitzondering van het dorp Winterrieden), dat dan toe behoorde tot het gebied van de abdij Ochsenhausen. Lang hebben de graven geen plezier gehad van hun nieuwe rijksgraafschap Schaesberg-Tannheim, want in artikel 24 van de Rijnbondakte van 12 juli 1806 krijgt het nieuwe koninkrijk Württemberg de soevereiniteit over de heerlijkheid Tannheim, de mediatisering.
Het voormalige rijksgraafschap werd door het Congres van Wenen in 1815 bij Pruisen gevoegd.
Regenten
regering -- naam -- geboren -- overleden -- familie
------------------------------------------------------------------------------------------------
1706-1723 -- Johan Frederik -- 1663 -- 18-8-1723
1723-1768 -- Johan Willem -- 22-11-1696 -- 5-11-1768 -- zoon
1768-1795 -- August Frederik Anton -- 24-10-1730 -- 9-2-1803 -- zoon

Het huidige Overmaas

Overmaas is heden ten dage geen officiële geografische term voor de regio, De Luikenaars gebruiken de term Outre Meuse thans voor de stadsdelen op de rechteroever van de Maas. 'Overmaas' komt in Nederland wél terug als officiële benaming voor het waterschap Roer en Overmaas in de provincie Limburg, waarmee het historisch verschil tussen Noord-Limburg (Gelders) en Zuid-Limburg (Overmaas) enigszins tot uitdrukking wordt gebracht.

Nederlands deel

Het hart van het oude Overmaas ligt tegenwoordig in de Nederlandse provincie Limburg. In Nederland wordt het algemeen aangeduid onder de term Zuid-Limburg, alhoewel men in (historische) literatuur nog altijd op de term Overmaas teruggrijpt. De archieven van de Landen van Overmaas vormen in het Regionaal Historisch Centrum Limburg te Maastricht nog altijd één van de meest omvangrijke collecties.

Belgisch deel

Het Nederlandstalige gedeelte van historisch Overmaas in België omvat de Voerstreek, bestaande uit de dorpen Moelingen, 's-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren, Sint-Pieters-Voeren, Teuven en Remersdaal. Deze dorpen werden in 1977 tot de gemeente Voeren samengevoegd. Teuven en Remersdaal behoorden oorspronkelijk echter tot het Hertogdom Limburg. Omdat de Voerstreek sinds 1963 een deel is van de Belgische provincie Limburg, is de benaming Overmaas opnieuw passend geworden, zij het in een veel beperktere betekenis.

Geschiedenis

Het Hertogdom Limburg en de Landen van Overmaas

Soms wordt het oude hertogdom Limburg in één adem met de Landen van Overmaas genoemd of wordt ook gesproken van de Vier Landen van Overmaas. Dit vanwege de unie, waarmee het hertogdom en de Landen van Overmaas verenigd waren met het hertogdom Brabant. Territoriaal heeft het oude hertogdom Limburg echter weinig van doen met de onze huidige provincie Limburg, inderdaad alleen met de voormalige Landen van Overmaas. Het hertogdom Limburg ligt van oorsprong in het van oudsher grotendeels Franstalige gedeelte van Belgie en ontleent haar naam aan de vestingstad Limburg aan de Vesdre. Gedeelten van het oude hertogdom kenmerken zich met name in hun dialecten als overgangsgebied tussen het Overmaase, het Luikse en het Rijnland. Daaronder valt hedentendage de Platdietse streek rond Baelen, Bleiberg en Welkenraedt, maar ook het Duitstalige kanton Eupen maakte van oudsher deel uit van het hertogdom Limburg.

Brabant en de Landen van Overmaas

De Landen van Overmaas ontstaan, wanneer Dalhem, 's-Hertogenrade en Valkenburg in de loop van de dertiende eeuw door het Hertogdom Brabant worden verworven. In 1244 verwierf Hertog Hendrik I van Brabant het Land van Dalhem. Brabant stelt door de overwinning in de slag bij Wörringen in 1288 het bezit van het Hertogdom Limburg veilig. Dat is dan reeds in personele unie met 's-Hertogenrade verenigd. In 1364 - 1378 - 1381 verwerft Brabant nog het Land van Valkenburg, eveneens in personele unie. Vanuit Brabants perspectief krijgen ze de naam Overmaas. Deze naam wordt in politieke zin door de bestuurders van het Hertogdom Brabant toegepast, wanneer men spreekt over de hele regio. De aparte landjes blijven echter tot in de 18e eeuw hun eigen benaming handhaven. Elk van deze drie landen had een eigen statenvergadering, bestaande uit de ridderschap en vertegenwoordigers van de schepenbanken, meestal gerecruteerd uit de meestgeerfden van de plattelandsheerlijkheden; in Daelhem kwam daar nog de abt van Godsdal (Valdieu) bij; in 's Hertogenrade de abt van Kloosterrade (Rolduc). In 1473 verenigden de Overmazers en de Limburgers hun Staten tot de Staten van Limburg en de Landen van Overmaas en zetelden aldus in de Staten-Generaal van de Nederlanden. De bestuurlijke taal was het Nederlands. Opvallend voor het Overmaasse is de geringe invloed van de steden in het landsbestuur. Hoewel er veel contacten waren met Maastricht, Sittard, Aken e.d. lag geen van deze steden binnen het Overmaasse. Met name het Land van Dalhem onderging vanwege haar ligging een sterke invloed vanuit het hertogdom Limburg. De overige landjes ondergingen vanaf de dertiende eeuw een sterke invloed vanuit Brabant.

Periode vanaf het partagetractaat

Gedurende de 16de, 17de en 18de eeuw bleek het militair belang van de Landen van Overmaas, die zeer in trek waren als winterkwartier, rekruteringsgebied en slagveld. De aanwezigheid van legereenheden heeft dan ook een stempel gedrukt (zowel positief als negatief) op de Overmaasse economie. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog had Overmaas veel te lijden van het oorlogsgeweld tussen Spanje en de Republiek.

De Vrede van Münster, waarmee in 1648 de Tachtigjarige oorlog werd afgesloten, bracht nog geen vrede in de Landen van Overmaas, die tot het Partagetractaat van 1661 twistappel bleven tussen de Staten-Generaal en de Spaanse koning. Als gevolg van het Partagetractaat werden de Landen van Overmaas verdeeld in een Spaans en een Staats deel. Het Staatse deel stond bekend als Staats-Overmaas, één van de Generaliteitslanden, en kreeg te maken met bestuurlijke en religieuze hervormingen onder de Staten-Generaal. Tussen 1633 en 1685 hebben de Staten-Generaal in Staats-Overmaas in plaatsen waar maar één kerk stond, het zogenoemde simultaneum ingevoerd, zoals in Blegny. Dit unieke instituut bepaalde, dat de plaatselijke kerken zowel voor de katholieke als de protestantse eredienst werden gebruikt. Nadien vonden nog enkele grenswijzigingen plaats: Staats-Dalhem werd bij het Verdrag van Fontainebleau (1785) afgestaan aan de Oostenrijkse Nederlanden, met uitzondering van Oost en Cadier.

De heerlijkheden Kerpen en Lommersum werden in 1704 door Johan Willem van de Palts veroverd, en in 1712 door Karel VI van het Heilige Roomse Rijk tot een zelfstandig rijksgraafschap verklaard, ondanks protest van de Staten van Brabant

Franse Tijd

Na de Franse verovering van de Zuidelijke Nederlanden in 1794 kwam het grootste gedeelte van Overmaas bij het departement Nedermaas. Een deel van het Dalhems gebied werd bij het departement Ourte gevoegd en daarvan staat het Nederlandstalig gedeelte tegenwoordig bekend als de Voerstreek. Bij het Verdrag van Den Haag in 1795 stond de Bataafse Republiek ook Staats-Overmaas af aan de Franse Republiek.

Koninkrijk der Nederlanden en de scheiding

Na de val van Napoleon in 1814 werden op het Congres van Wenen de gemeente 's Hertogenrade en het voormalig Limburgs kanton Eupen toegewezen aan Pruisen, de rest van Overmaas aan de Nederlandse provincies Limburg en Luik. De benaming Limburg klonk vreemd, voor een provincie, waarvan veruit het grootste gedeelte had toebehoord aan andere souvereinen, zoals het Pruisisch Opper-Gelder, het Luikse Land van Loon, Gulik en de Staatse of Oostenrijkse Landen van Overmaas. Ter plaatse voelde men dan ook meer voor een benaming die meer aansloot bij de historische politieke situatie. Na de afscheiding van België werd Limburg in 1839 tussen België en Nederland verdeeld. Bij de boedelscheiding in dat jaar, wordt vastgesteld, dat Belgie als compensatie van het verlies van Overmaas (Volgens de situering van 1839 lag Overmaas enkel in Nederland!) aan Nederland, het recht krijgt om het historisch tracé van de IJzeren Rijn in Nederlands Limburg te gebruiken. Dit wordt later door het Arbitragehof in Den Haag bevestigd.

Taalgebruik

Het voormalige Overmaas wordt gekenmerkt door een bonte verzameling aan dialecten. Er is geen sprake van een standaardtaal, want de dialecten zijn in het verleden onderling sterk beïnvloed door het Brabants, later Nederlands (Land van Valkenburg) of het Hoogduits (Land van 's-Hertogenrade).

In de grootste gedeelten van Overmaas was het Brabants-Nederlands de officiële taal voor alle instanties. Dusdanig zijn oude archiefstukken dan ook in het Brabants-Nederlands opgesteld. Het Nederlands bleef eveneens de officiële taal toen Overmaas in 1661 werd verdeeld in een Spaans en Staats gedeelte.

Een uitzondering op het Nederlands taalgebied vormde het zuiden van het Land van Dalhem, waar vanouds een Waals dialect en de Franse cultuurtaal werden gebezigd. Hier won het Frans later ook steeds verder aan invloed ten koste van het Nederlands. Zo kende Weerst (Warsage) tot 1630 een Nederlandstalige gemeentelijke administratie en ook Beerne (Berneau) enBolbeek (Bombaye) kenden vanaf 1700 een geleidelijke verfransing. Hoewel het Nederlands er in officiële stukken de gebruikelijke taal bleef tot in 1795. In Sint-Jansrade (Saint-Jean-Sart) werd het Nederlands in 1775 als officiële taal vervangen door het Frans. De verfransing van het Land van Dalhem kende een keerpunt in de twintigste eeuw, toen er sprake was van een ware taalstrijd tussen het Nederlands en het Frans in de zogenaamde Voerstreek rond 's-Gravenvoeren, Sint-Pietersvoeren en Sint-Martensvoeren. Bij het vastleggen van de taalgrens en de taalgebieden in 1962 is de Voerstreek uiteindelijk ingedeeld bij het Nederlandse taalgebied met inbegrip van de oude Limburgse dorpen Teuven en Remersdaal.

Literatuur

  • J.M. van de Venne, Landen van Overmaas, historisch overzicht 13e-19e eeuw. (Regionaal Historisch Centrum Limburg).
  • P.C. Boeren, Limburg's verleden, geschiedenis van Nederlands Limburg tot 1815. (Limburgs Geschied- en Oudheidikundig Genootschap, Maastricht. 1967)
  • K.J.TH. Janssen de Limpens. Rechtsbronnen van het hertogdom Limlburg en de Landen van Overmaas. (Kemink en zoon, Bussum. 1977)
  • Dr. W. Jappe Alberts, Geschiedenis van de beide Limburgen. (Van Gorcum, Assen. 1974-1983)
  • Anton Blok, De bokkerijders, roversbenden en geheime genootschappen in de Landen van Overmaas (1730-1774). (Prometheus, Amsterdam. 1991)

Externe Links