Kasteel Nieuwenbroeck

Uit Genealogie Limburg Wiki

Huis Nieuwenbroeck in Beesel werd rond 1550 gebouwd, mogelijk naar aanleiding van het huwelijk van Johan van Holthuysen met Helwich van Holtmeulen. De familie Van Holthuysen was, na een aankoop van Sybrecht van Kessel en Margriet van Hompesch en hun zoon Johan, in 1458 volledig eigenaar geworden van de voorganger van het kasteel, de boerderij Tghienen Broick.

Nieuwenbroeck 1.jpg

Van Holthuysen

De eerste vermelding van Nijhenbruick dateert uit een akte van 30 november 1563, toen de kasteelboerderij door Johan van Holthuysen en diens vrouw Helmich van Holtmoelen ten behoeve van een lening van ruim 1300 daalder van Arnt van Eijll en diens vrouw Alitgen van Schaeck werd verpand. Deze akte werd mede ondertekend door Johans broer Derich von Holthuissen zu Altenkrieckenbeck. De aflossing vond, na jarenlange processen door Van Eijll's zoon en schoonzoon Gerhardt van Eijll en Heinrich Hoeveler, eerst in het begin van de 17e eeuw plaats. Ondanks het feit dat Nieuwenbroeck veel meer aanzien zal hebben gehad, beschouwde leenman Johan van Holthuysen de hof to Broch nog rond 1600 als een onderleen van zijn Raiderhoeff. Zijn zus Feie van Holthusen was getrouwd met Wilhelm Quyten, een familie die tot in de 19e eeuw zeer invloedrijk bleef.

Van Baexen

Johan's dochter Anna van Holthuysen trouwde met Willem van Baexen, eigenaar van de Baxhof te Swalmen. Vader en schoonzoon hadden vaker dan eens hoog oplopende ruzies die zij in langvoerige processen uitvochten. De andere dochter, Ermgard, was gehuwd met Arnold van Lynden. Terwijl zijn zwager Willem van Baexen eigenaar van Nieuwenbroeck werd, ontving Van Lynden het levenslange vruchtgebruik. In 1614 won Ermgard een proces tegen stadhouder graaf Hendrik van den Bergh omdat diens jagers binnen de wildbaan van Nieuwenbroeck jaagden.

 
Nieuwenbroeck, met links de pachtboerderij en rechts het woonhuis.

De volgende eigenaar was Gerard van Baexen, zoon van Willem van Baexen en Anna van Holthuysen en gehuwd met Anna van Waes. Gerard was ook eigenaar van de Bongart en de Munt in Tegelen. In 1626 waren zij in een proces verwikkeld met Engelbert van en tot Holtmeulen (de eigenaar van kasteel Holtmeulen in Tegelen) omdat deze van mening was dat deze bezittingen leenroerig waren aan het kasteel. Op 11 juni 1626 werd Johan (Hans) Willem van Baexen beleend met het Gelderse leengoed Bongaertshoff of Bergh, ook wel die Munte genaamd.

Na het overlijden van zijn oom en tante Arnold van Lynden en Ermgard van Holthuysen kocht Gerard in juli 1649 een gedeelte uit hun nalatenschap van Neyenbruch van de kinderen van zijn broer Hans Willem (erfgenaam van de Baxhof) en zijn zussen, waaronder jonker Gisbert Wilhelm van Hulhoven. Om deze Beeselse goederen te kunnen kopen en zijn kinderen behoorlijk uit te besteden moest hij tevens met toestemming van zijn broer Hans Willem en zijn zwagers Walraven en Jacob van Waes o.a. een gedeelte van de Campertiende verpanden aan Gerard van Lom en Maria Malioni, de eigenaren van de Spieker. Een van zijn zonen studeerde in Leuven, een andere zoon was kort daarvoor in het klooster van St.-Cornelis Munster bij Aken gegaan. Enkele dagen eerder was een van zijn dochters in de Munsterabdij in Roermond gegaan, waar ook al een andere dochter woonde.

 
Detail van de rijk versierde noordgevel.

Op 4 augustus 1660 werd Gerard van Baexen door graaf Ernest Willem van Bentheim beleend met Newenbruch. Zijn broer Hans Willem erfde de Baxhof. Gerard van Baexen en Anna van Waes hadden meerdere kinderen: Hans Willem, Arnold, Walraven, Antoin (gehuwd met Lucia van Keppel), Maria en Anna Francoise. Op 28 april 1662 werd Gerard als leenman van Nieuwenbroeck opgevolgd door zijn zoon Hans Willem van Baexen. In 1664 werd Nieuwenbroeck gedeeld. De oudste zoon, Hans Willem, had bij de verdeling het eerste recht op het huys tot Besel mitte twee moesgaerden, bomgardt ende weyde daer aen gelegen, daer de gracht door is gegraven. Marie, die kloosterlinge was geworden, deed bij de deling afstand van haar rechten en ontving van haar vier broers een jaarlijkse lijfrente. Anna Francoise huwde jonker Reyner Albert van Holthuysen; beiden verkochten hun aandeel in 1669 aan de Roermondse burgemeester Johan Dencken en diens vrouw Mechtildis Smits.

In september 1672 werd het kasteel bewoond door de voordien te Venlo woonachtige jonker Assuerus Hendrik van Baerich, gehuwd met Catharina van der Walle. Reeds enkele jaren eerder voerde Van Baerich een proces tegen Hans Willem van Baexen vanwege een schuldvordering. Ook Margaretha van Baexen spande in 1669 een proces aan tegen haar vader Hans Willem omdat zij het niet eens was met de verdeling van haar ouders goederen. Hans Willem van Baexen overleed in het najaar van 1683; in januari 1684 werd een gedeelte van zijn nalatenschap bij opbod openbaar verkocht. Antoin van Baexen werd op 28 januari 1695 wegens Nieuwenbroeck toegelaten tot de Staten van het Overkwartier. Zijn zoon Johan Arnold van Baexen werd op 22 mei 1700 toegelaten. Lucia van Keppel, de weduwe van Antoin van Baexen, verpandde Nieuwenbroeck in 1703 aan de weduwe Baerich.

Bosman

 
Monogram van Anna Catharina Charpentier.

Een gedeelte van deze pandbrief werd nog datzelfde jaar eigendom van Anna Catharina Charpentier, weduwe van de Roermondse schepen Joannes Bosman. In 1704 leenden de eigenaren nog aanzienlijke bedragen van de weduwe Bosman met het kasteel en de tienden als onderpand en in 1710 had deze een aanzienlijke schuld van de weduwe Van Baexen te vorderen. Zij stuurde aan op een openbare verkoop en toen Nieuwenbroeck op 28 mei 1712 publiekelijk werd verkocht, had zij zoveel schuldbrieven in handen dat zij welhaast automatisch de nieuwe eigenaresse werd. Een monogram met de letters ACC op een van de plafonds herinnert aan deze vroeg-18e eeuwse bewoonster.

Reeds in de tweede helft van de 17e eeuw hadden advokaat Joannes Bosman en zijn vrouw Anna Catharina Charpentier alias Fabri aanzienlijke belangen in de gemeente Beesel en omgeving. Zo hadden zij in 1660 de Baxhof in Swalmen en in 1688 o.a. de Campertiende in onderpand voor een lening. Na het overlijden van Anna Catharina Charpentier in 1715 werd haar dochter Beatrix Bosman (1656), in 1692 gehuwd met Arnold Franciscus van Gutteschoven, de nieuwe vrouwe van Nieuwenbroeck.
Vermoedelijk werd het kasteel tussen ca. 1715 en 1720 bewoond door haar aangehuwde nicht Anna Clara van den Berg en haar man Justinus van der Vekene uit Roermond; drie van hun kinderen werden in Beesel gedoopt. Van der Veekene overleed in 1726, drie jaar na het overlijden van zijn vrouw, in Roermond maar werd in Beesel begraven.
Toen ook Beatrix Bosman in 1721, bijna twee jaar na haar man, te Brussel stierf, verviel Nieuwenbroeck aan haar neef Arnoldus Franciscus Bosman, zoon van haar oudste broer Gerard.

 
Alliantiewapen Bosman - de Heusch.

Gerardus Franciscus Bosman (1650), o.a. heer van Leeuwen bij Roermond, was in eerste huwelijk getrouwd met Anna Maria Charles. Hun zoon Joannes Assuerus was o.a. pastoor te Swalmen. In 1695 hertrouwde Bosman Adriana Margaretha de Vaes. Zij kocht na het overlijden van haar man in januari 1704 de Tegelarij in Maasniel. Toen laatstgenoemd echtpaar in 1701 testament opmaakte, waren er uit dit tweede huwelijk twee kinderen: Petrus Georgius (later kapelaan te Swalmen) en Arnoldus Franciscus. Het huwelijk tussen Arnoldus Franciscus Bosman en Anna Catharina de Heusch de Sangerij in 1723 bleef kinderloos. Hun alliantiewapen siert nog een van de plafonds. De schildershouders - twee jachthonden - vinden we ook nog terug op het fronton van het poortgebouw.

Volgens sommige publikaties werd in 1731 het poortgebouw gebouwd of verbouwd, getuige windvaantjes met het opschrift 'Anno 1731'. Volgens een publikatie uit 1937 zou Bosman in 1734 toestemming hebben gekregen om in een eigen kapel mis te laten lezen. Arnoldus de Bossman, heer van Nieuwenbroeck, overleed op 1 maart 1735 in Maastricht, maar werd twee dagen later in Beesel begraven.

 
Het poortgebouw vanuit een ongebruikelijk perspectief.

Volgens sommige publikaties werd in 1731 het poortgebouw gebouwd of verbouwd, getuige windvaantjes met het opschrift 'Anno 1731'. Volgens een publikatie uit 1937 zou Bosman in 1734 toestemming hebben gekregen om in een eigen kapel mis te laten lezen. Arnoldus de Bossman, heer van Nieuwenbroeck, overleed op 1 maart 1735 in Maastricht, maar werd twee dagen later in Beesel begraven.

De Haen

Zijn nalatenschap werd gedeeld door Magdalena Coninx (weduwe van wijlen Daniel de Haen) en haar dochter Dorothea, Egbertus van der Smitsen en de weduwe van de gerichtsschrijver Sybertz uit Brüggen en diens zus. Hiermee werd Dorothea de Haen, kleindochter van een zus van Anna Catharina Charpentier, vrouwe van Nieuwenbroeck.

Op 17 oktober 1737 trouwde Dorothea de Haen met de Venlose schepen en borgemeester Antonius Tilmanus Junckers. Enkele jaren later kwam ook de doodgewaande zoon van de weduwe De Haen, Godefridus, na 22 jaar krijgsdienst voor de koning van Denemarken terug om zijn erfdeel op te eisen. Het testament van Magdalena Coninx werd herzien en zo moesten de Nieuwenbroeckse bezittingen toch nog onverwachts worden gedeeld. Op bijna 80-jarige leeftijd overleed Magdalena Coninx in januari 1746. Op 7 maart 1747 werd een erfdeling opgemaakt waarbij het echtpaar Junckers o.a. het kasteel en hoeve de Kamp in Leeuwen ontvingen, en Godefridus de Haen eigenaar werd van de Spieker en het veerhuis de Schans. Het waren roerige tijden: in 1748 hadden Hessische officieren hun hoofdkwartier in het kasteel, van waaruit zij met hun manschappen de omgeving plunderden. In oktober 1748 verwisselde Dorothea de Haen het tijdelijke voor het eeuwige.

De Collignon

Nieuwenbroeck werd door Junckers en De Haen op 24 april 1749 verkocht aan Johan Francois de Collignon en diens vrouw Elisabeth Sammin alias Van Sam. Zijn broer Joannes Ludovicus uit Tongeren trouwde op 31 augustus 1750 in Beesel met Maria Elisabeth Pauli. De verkoop was tevens een van de eerste sinds lange tijd waarvoor officieel toestemming werd gevraagd aan de leenkamer van Bentheim. Hierdoor moesten alle heergewaadsgelden, verschuldigd bij het afleggen van de leeneed, vanaf 1662 alsnog worden voldaan en de schulden moesten zo snel mogelijk worden afgelost. Op 14 mei 1751 werd De Collignon voor de eerste maal met Nieuwenbroeck beleend. Om aan de eisen van Bentheim te kunnen voldoen had hij echter alle allodia van Nieuwenbroeck moeten verpanden aan zijn broer. Door een verpanding van de Bentheimse lenen aan George II, koning van Engeland en keurvorst van Hannover, kreeg de nieuwe kasteelheer na 1753 te maken met nog strengere eisen, die een financiële aderlating betekenden. Hierdoor zag hij zich gedwongen om een gedeelte van zijn bezittingen te verpanden aan Francois Aerdts, schout van Broekhuizen. Ook verpandde hij op 22 juli 1769 hoeve de Kamp aan Alexander Emanuel baron van Baexen. Elisabetha de Samin was inmiddels op 8 augustus 1767 overleden. In haar testament liet zij zilveren kroontjes na voor het Mariabeeld en het kind Jezus in de kerk van Beesel. Op 24 april 1772 hertrouwde Joannes Franciscus de Collignon met Maria Francisca Xaveria Nebling. Kapelaan Gerardus Knippenberg en Christianus Ernest Nebling waren getuigen. Op 24 mei 1773 werd hun zoon Franciscus Joseph gedoopt.

Van Aefferden

Een bankroet kon op lange termijn niet uitblijven en uiteindelijk werd Nieuwenbroeck op 4 juli 1775 publiek verkocht aan Ernest Josef Francois van Aefferden en diens vrouw Maria Isabella de Cabanes. Hoe groot hun schulden waren blijkt wel uit het feit dat Francois de Collignon en zijn tweede vrouw Maria Francisca Nebeling op 29 mei 1779 de Roermondse koopman J.H. Missing vanuit hun nieuwe woonplaats Heythuysen machtigden om het restant van de koopsom van Nieuwenbroeck en andere Beeselse goederen te betalen aan hun schuldeisers en zonodig geld hiervoor te lenen.

Op een kaart van landmeter Smabers uit 1781 is goed de toenmalige indeling van Nieuwenbroeck te zien. De ophaalbrug was toen waarschijnlijk reeds vervangen door een vaste stenen brug. Het oudste gedeelte van het kasteel wordt gevormd door een groot L-vormig woonhuis in renaissance stijl, met trapgevels en uitvoerig bewerkte raamomlijstingen. De pinakels aan de zuidoostzijde worden gesteund door uitgehouwen kraagstenen. Dit herenhuis werd later uitgebreid tot een U-vorm. De witte verflaag slaagt er niet in om ook de vele andere bouwsporen te camoufleren.

 
De kleine duiventoren van Nieuwenbroeck dateert van vóór de Franse Tijd, toen veel heerlijke rechten werden afgeschaft.

Aan de andere zijde binnen de omgrachting liggen het poortgebouw met duiventoren, de tot een vijftal woningen verbouwde boerderij en het koetshuis. Waarschijnlijk lag op de plaats van de woningen de in 1946 gesloopte hof Tgen Broeck. De kamervloeren van deze boerderij bestonden uit in mozaiek gelegde maaskeien. Vergelijking met andere omgrachte huizen in de direkte omgeving maakt het aannemelijk dat tussen het kasteeltje en de bijgebouwen vroeger ook nog een extra gracht liep die het terrein in twee eilandjes verdeelde. Bewoners van Nieuwenbroeck waren in 1781 Johan Adriaan Balfour, een militair in Nederlandse dienst, en zijn vrouw Susanna Maria de Malapart.

Ruijs

 
Alliantiewapen Ruijs-van Aefferden boven de poort van Nieuwenbroeck.

Pas in 1784, na het overlijden van De Collignon, gaf Bentheim toestemming voor de verkoop aan Van Aefferden. Reeds drie jaar later, op 23 april 1787, verkocht Van Aefferden het leengoed aan zijn schoonzoon Henricus Albert Jacobus Ruijs, die in 1785 was getrouwd met Jeanette van Aefferden. Het echtpaar liet boven de toegangspoort een nieuw alliantiewapen (een roos en vermoedelijk een spiegel, spoor, strijdknots of morgenster) aanbrengen met de beide familiewapens. Deze worden echter nog vastgehouden door jachthonden, zijnde de schildhouders van de familie Bosman. De honden verraden zo de vroegere aanwezigheid van een eerder familiewapen.

Op het kasteel werden drie kinderen geboren: Maria Clara Francisca (1787-88), Antonetta Maria (1789-1806) en Felix Henricus Josephus Ruys (1792). In 1787 woonden ook Gerard Janssen uit Born en Petronella Drissen uit Belfeld in Castro, terwijl ook de familie Felbruck uit Venlo in 1787 op het kasteel woonde. Op 18 januari 1788 werd Hendrik Ruys als laatste door Bentheim beleend. Een jaar later brak de Franse Revolutie uit; de banden met Bentheim werden definitief verbroken en Nieuwenbroeck verviel aan pandheer George III.

 
Alliantiewapen Ruijs-d'Olne in de St.-Gertrudiskerk te Beesel, met als schildhouders een griffioen en een leeuw.

Hendrik Ruys bleef op Nieuwenbroeck wonen, waar hij op 29 november 1824 overleed. Zijn oudste zoon Ernest Albert Emmanuel Ruys volgde hem op als eigenaar. Deze trouwde in 1827 in Maasbree met Josephine Frederica Marie Anne barones d'Olne. Hun alliantiewapen bevindt zich op hun kerkbank in de Sint Gertrudiskerk te Beesel. Ernest Ruys overleed op 17 december 1862 te Beesel, zijn weduwe op 28 oktober 1863.

Het huwelijk van Ernest Ruys en Josephine d'Olne bleef kinderloos. Nieuwenbroeck werd daarom eigendom van zijn nicht Augustina Ernestina Appolonia Ruys van Nieuwenbroeck, weduwe van Carl Johan Hubert van der Straeten en dochter van zijn broer Felix Ruys en Emerentiana van Splinter. Zij overleed op 2 februari 1894 op het kasteel.

Van Splinter

Na haar dood werd Nieuwenbroeck bewoond door haar nicht Gabrielle Josephine Antonie Constance Hubertine Ruys van Nieuwenbroeck, weduwe van jonkheer Felix van Splinter, in leven burgemeester van Beesel. Zij overleed te Beesel op 13 januari 1938 op bijna 92-jarige leeftijd.

Ghyczy-Von Kempis

Sinds 1972 wordt het kasteel bewoond door de familie Ghyczy-Von Kempis, via de familie Von Geyr Schweppenburg verwant aan de familie Van Splinter.