Jan Gerard Kerkherdere

Uit Genealogie Limburg Wiki

Gerardus Ioannes Kerckherdere [Geraard Jan / later: Jan Gerard Kerkherdere] (geb. 7 november 1677 te Hulsberg - gest. 16 maart 1738 en enkele dagen later begraven in de collegiale Sint-Pieterskerk te Leuven) was de meest bekende telg van het aanzienlijke Hulsbergse geslacht Kerckherderen.

Kerkherdere was een geleerd theoloog en filoloog van internationale reputatie. Hij werd in 1708 door keizer Jozef I benoemd tot historiographicus caesareus et regius. Dat wil in zijn geval niet zeggen dat hij ook echt een geschiedschrijver was. Hij liet zich nauwelijks met moderne, profane geschiedenis in.[1]

Levensloop in het kort

Kerckherdere

werd opgeleid bij de Jezuieten te Maastricht, studeerde vanaf 1694 te Leuven, werd de vijftiende magister in de artes, pedagogie « Het Verken » (1696).
Kerckherdere was van 1700 tot 1738 aldaar professor Latijn aan het Drievuldigheidscollege, waar hij van 1700-1702 grammatica onderwees en van 1702 tot 1708 syntaxis. Hij werd in 1708 benoemd tot keizerlijk geschiedschrijver onder keizer Jozef I. Vervolgens werd hij professor in de geschiedenis aan het het nieuwe 'Drietalencollege' (Collegium Trilingue, ook wel Collegium Trium Linguarum of Collegium Buslidianum), waar de drie 'gewijde talen' Grieks, Latijn en Hebreeuws werden onderwezen.
Hij schreef verschillende werken, onder andere een vereenvoudigde Latijnse grammatica (1706). Hij was ook een uitstekend dichter in het Latijn.
Hij huwde in 1719 in de Sint-Pieterskerk met Anna Maria Caulants, dochter van de klerk Charles François [en Johanna Smits, AJW].
  • Bron: J.BAX, Historia Universitatis Lovaniensis ('Geschiedenis van de Universiteit van Leuven'), Koninklijke Bibliotheek Brussel , hs. n° 22172/VIII, p. 1443, 1517-1518 en 1527. SAL, PR, 420, fol. 122.

Engels biografisch lexicon

Een Engels biografisch lexicon (Chalmers 1812) geeft over hem de volgende informatie:

Kerkherdere, John Gerard,

a learned professor of the university of Louvain, was born in the neighbourhood of Maestricht, about the year 1673. He pursued his academical studies at Louvain, and distinguished himself during several years for his accurate and comprehensive knowledge of history and the belles-lettres. In 1708 he was appointed historiographer to the emperor Joseph I. and died in 1738. He was author of many works in general history and theology, of which the principal are entitled,
  • De Monarchia Romae Paganae secundum Concordiam inter S S. Prophetas Danielem et Joannem, &c.
and
  • Prodromus Danielicus, sive novi Conatus historici, critici, in celeberrimas difficultates Historiae Veteris Testamenti, Monarchiarum Asiæ, &c., ac præcipue in Danielem prophetam.
These pieces are distinguished by profound erudition and great critical acumen, and are said to throw much light on many obscure passages in the Scriptures relating to history, chronology, and geography. He also published a Latin grammar, and a number of Latin poems.
  • Bron: Alexander Chalmers (1812–1817), General Biographical Dictionary, vol. 19, p. 339, via [1], met bibliografische aanvulling van mij (AJW).

Bio- en bibliografisch artikel

Ook het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW) - Deel 6, p. 879 bevat een artikel over hem, dat we hier in zijn geheel citeren:


KERKHERDERE (Jan Gerard),

door vele schrijvers als Valkenburger bestempeld (Nouvelle Biogr. Gen. XXVII, 604; Annuaire de l'univers.; Feller, Dictionaire historique), werd echter geboren in de parochie Hulsberg (Biogr. Nat.) bij Valkenburg 7 Nov. 1677. Uit het doopregister blijkt, dat hij de zoon was van Jan, schepen van het hof Climen, en van Maria Roebroox. Hij overleed te Leuven 16 Maart 1738. Zijn latijnsche klassen volgde hij bij de Jezuïeten te Maastricht, kwam 1694 te Leuven in de pedagogie het Verken, waar hij 20 Nov. 1696 bij de promotie der filosofie de 4e plaats behaalde volgens Biogr. Nat., volgens Analectes de 15e van de 74. Vervolgens studeerde hij de oude talen en de godgeleerdheid. Hij ontving geen enkele heilige wijding, maar trad 6 Jan. 1719 in het huwelijk.
Tot professor aangesteld aan het college van de H. Drievuldigheid, trad hij op als leeraar der grammatica 12 Mei 1700 tot Dec. 1701, daarna der syntaxis tot 20 Juli 1708, toen hij door keizer Jozef I benoemd werd als keizerlijk historiograaf. Kerkherdere, die het Latijn, Grieksch en Hebreeuwsch volmaakt kende, nam gedurende vele jaren als plaatsvervanger de lessen van Christ. Bombaye in het college Busleiden waar, omdat deze wegens zijn zwakke gezondheid niet in staat was les te geven, 1722. Kerkherdere was algemeen bekend als dichter; hij maakte vloeiende latijnsche verzen. Bij alle gelegenheden, promoties, jubilea, nationale feesten, gelukwenschen aan het keizerlijke Huis of aan de Gouverneurs van België, werden steeds gedichten van hem verlangd en hij was altijd bereid. De Annuaire de l' Université cath. de Louv. 1840, bevat zijn Carmen de schola theologica Lovaniensi (p. 190-206), waarin hij de beroemde theologen der universiteit herdenkt.
Tijdens zijn professoraat aan het college van de H. Drievuldigheid gaf hij een grammatica uit, die veel succes had: Grammatica latina in faciliorem methodum redacta additis anomaliarum causis. Pars prima et secunda (Lov., Eg. Denique, 1706) 117 blz. Zijn naam als historiograaf vestigde hij door de uitgave van verschillende werken op dat gebied, meest in verband met de gewijde geschiedenis van het Oude Testament:
  • Systema apocalypticum (Lov. 1708);
  • Prodromus Danielicus (Lov. 1708); Feller, die de werken van K. bespreekt haalt een editie aan (Lov. 1711);
  • Monarchia Romae paganae, secundum concordiam inter S.S. Prophetas Danielem et Joannem numquam hactenus textatum. Accedit series Historiae Apocalypticae (Lov. M. van Overbeke 1727, 372 blz. 80);
  • De situ Paradisi terestris ad Episc. Iprensem praecedit ad eumdem, Conatus novus de Cepha reprehenso ex Galatarum secundo capite. Accessit Irenaeus distinguens reprehensum ab apostolo et ejusdem chronologia (Lov. Mart. Overbeke 1729; Feller en Biogr. Nat. vermelden een editie Lov. 1731);
  • Inscriptiones et elegia in laeto introitu sive inauguratione augustissimi domini nostri Caroli sexti caesaris regis Hispaniae Brabantiae ducis inaugurati Bruxellis undecima Octobris 1717 (Brux. Typ. Eug. Fricx) 16 blz.;
  • Vo X A CaDeM I Ca sive genethtiacum serenissimo principi Leopoldo Joanni Austriaco Caroli caesaris et regis nostri filio primo genito dictum et dicatum ab academia Lovaniensi in publica laetitia 3 Maii 1716 (Lov. Typ. Aeg. Denique);
  • Vera X a CaDeM I a Cantans sive vox academica adimpleri coepta per plenissimam victoriam ad Savum contra Turcas relatam auspiciis solius Caroli sexti et tertii caesaris et regis nostri ductu principis Eugenii Sabaudici in publica Lovaniensium laetitia et nundinis (Lov. Petr. Denique 1716) 8 blz.;
  • DeCUs aU CtUMnI vox academica tertia de prosperrimus rerum christianarum successibus post et per celeberrimam victoriam augustissimi Caroli sexti caesaris et regis nostri quibus intervenit cumulus doloris per inexspectatum obitum serenissimi archiducis quem dolorem mitigat secundus augustae uterus (Lov. Petr. Denique, 1716) 14 blz.;
  • Vo X a CaDeM Ica editio tertia Lov. z.j. (1738) 40 bl., bevat de drie voorafgaande en het Epitaphium sive carmen funebre ingeniosissimi domini J.G. Kerkherdere.
Uit deze werken blijkt, dat Kerkherdere een geleerd en werkzaam man was; zijn latijnsche spraakkunst werd terecht zeer geprezen. De andere werken toonen, dat hij te weinig aandacht aan de kritiek schonk en te veel vasthield en vertrouwde op hetgeen hij als nieuwe ontdekkingen voorstelde. Hij trok toch in zijn tijd de aandacht en verwierf zich eenigen naam door zijne werken, die later scherp werden beoordeeld. Vandaar is het te verwonderen dat zijn naam ontbreekt in Dictionnaire de la Bible van Vigouroux(ed. Par. 1903). Hij liet nog verschillende werken in handschrift na, vermeld door Feller en Biogr. Nat.
Kerkherdere was 1619 <sic, AJW> gehuwd met Anna Maria Caulants, dochter van Charles François en Johanna Smits.
Zie: Analectes Hist. eccl. Belg. XXI (1888) 331-32 Biogr. Nationale X, 657-59; Feller, Dictionaire Histor. (ed. Par. 1849) V, 20-21; Hurter, Nomenclator litterarius IV (ed. 1910), 1135; F. Neve, Mém. Collège des Trois Langues, 194-198.
[auteur: Fruytier]

<cursiveringen en tekstmarkeringen door mij, AJW>

Correspondentie

Dat J.G. Kerkherdere in zijn tijd veel aanzien genoot blijkt ook uit de correspondentie van de grote Antoni van Leeuwenhoek (Delft 1652- aldaar 1723). In diens XXVI. Brief (Delft den 22. Juni 1716) richt deze zich tot den Hoog-Geleerden ende Wyd-vermaarden Heere, J. G. Kerkherdere, zyner Keyserlyke en Koninglyke Majesteyts Historicus, om dan meteen van wal te steken met de volgende observatie: De stoffe, in de Tarwe, Gerst, enz. opgesloten, en die wy meel-noemen, bestaat uyt ronde doorschynende bolletjes: dewelke in zeer dunne vliesjes besloten leggen.

Bron: [2]

Noten

  1. Tom Verschaffel 1998: De hoed en de hond. Geschiedschrijving in de Zuidelijke Nederlanden 1715-1794, Hilversum: Verloren, 107.