Heerlen

Uit Genealogie Limburg Wiki
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Het huidige gemeentewapen van Heerlen

Heerlen (Limburgs: plaatselijk Heële, Herle en elders Haelder) is een gemeente in het zuidoosten van de Nederlandse provincie Limburg.

Gemeentewapen

In 1364 verschijnt in het schepenzegel de beeltenis van de heilige Pancratius; waarschijnlijk had de patroonheilige Andreas plaatsgemaakt voor Pancratius, wiens patronage de heersende graven Are prefereerden. Het oudste wapen stond dus op het schependomszegel. Vanaf 1 november 1867 werd dit als gemeentewapen wederom uitgebreider vastgelegd als een schild van goud, beladen met een heilige in natuurlijke kleur, hebbende een kleed van lazuur met boordsels van zilver, met een gouden gloriering om het hoofd, houdende in de rechterhand een zwaard en ter halverwege een schild van zilver, beladen met de klimmende leeuw van sabel, gekroond, getongd en geklauwd van goud.

Door de stadsuitbreiding werd dit vanaf 18 februari 1964 "Gevierendeeeld : I in keel een rechtopstaande, naar rechts gewende, adelaar met uitgeslagen vleugels van goud, staande op een legerveldstandaard van zilver, boven de linkervleugel aangebracht de beginletters CORIO van sabel; II in goud de Heilige Pancratius in natuurlijke kleur, gekleed in de Romeinse toga praetexta van witte wol met purperen rand omzoomd, met de gouden bulla van de Romeinse jongelingen aan een gouden keten op zijn borst en houdende in de rechterhand een met de punt naar boven gericht zwaard van zilver met gevest van goud; III in zilver een dubbelstaartige leeuw van keel, gekroond, getongd en genageld van goud; IV in keel het mijnwerkersembleem, bestaande uit een schuingekruiste kolenhak en zware hamer, alles van goud; over alles heen een streepkruis van azuur. Het schild gedekt met een gouden kroon van 3 bladeren en 2 paarlen."

Sinds de samenvoeging met Hoensbroek in 1982 toont het wapen van de gemeente een samenstelling van I (links) de rode leeuw van het oude Hertogdom Limburg in de versie van de heren van Valkenburg (1288-1381), met II (rechts) het gemeentewapen van Hoensbroek, zijnde de zwarte leeuw op een zilveren veld met rode horizontale balken van de familie Van Hoensbroeck, naar wie de voormalige gemeente en het huidig stadsdeel Hoensbroek is genoemd.[1] Door deze samenvoeging zijn Heerlen en Hoensbroek weer 'terug bij af', nadat zes eeuwen eerder Hoensbroek van de heerlijkheid Heerlen was afgesplitst en daarna zijn eigen hoofdstuk had geschreven in de geschiedenis van Limburg.

Geschiedenis

Oude Kadasterkaart van Heerlen circa 1850 met in het midden in blauw de Pancratiuskerk en in groen de grachten van het Landsfort

Oudste geschiedenis

Romeinse tijd

Hoewel er sporen zijn van eerdere bewoning, begon de bewoningsgeschiedenis van Heerlen pas met de komst van de Romeinen. Deze stichtten er 2000 jaar geleden een militaire nederzetting, die zij de naam Coriovallum of Cortovallum gaven. De nederzetting ontstond aan het kruispunt van twee belangrijke heerwegen: Boulogne-Keulen en Xanten-Aken-Trier. Naar een nieuwere opvatting zou de Romeinse naam Coriovallum die de afgelopen eeuwen gehanteerd is, een spelfout zijn en had het Cortovallum moeten zijn, zoals ook vermeld op de Peutinger kaart. Het betekent dan "versterkte hof". Het stadje lag ook strategische temidden van een vruchtbaar landschap met grote staatsboerderijen, die belangrijk waren voor de bevoorrading van de romeinse troepen. Het Romeinse Vijfde legioen legde vermoedelijk al rond 40 na Christus een verwarmd badhuis aan dat tegenwoordig te bezichtigen is in het Thermenmuseum. Ook vond er veel pottenbaknijverheid plaats. Van al die zaken bevinden zich 30.000 stukken, die in Heerlen gevonden zijn, in dit Thermenmuseum.

De kern van de bewoning omvatte ongeveer het gebied rond de huidige Geleenstraat, de Akerstraat, het Tempsplein en de Kruisstraat. In de eerste eeuw na Christus is het gebied tussen de Coriovallumstraat en de Valkenburgerweg ook bebouwd geweest. De tweede eeuw was de bloeitijd van Romeins Heerlen toen de monumentale thermen aan de zuidzijde van de Coriovallumstraat door het Dertigste Legioen (Legio XXX) hergebouwd werden. In Heerlen moeten in de romeinse tijd ongeveer 5.000 mensen hebben gewoond en daarmee is Heerlen, na Nijmegen, de tweede grootste Romeinse stad van Nederland. Slechts enkele namen van de inwoners uit die tijd zijn overgeleverd, zoals de legionair Marcus Julius van het Vijfde Legioen en de pottenbakker Lucius Ferenius die zijn naam op zijn eigen aardewerk schreef. De oppervlakte van de vicus bedroeg 600 bij 1000 meter en heeft tot in de 4e eeuw bestaan. Het Romeinse Heerlen was daarmee groter dan het Heerlen tot 1890. Pas daarna begon Heerlen immers weer flink in bebouwing en inwonertal te groeien.

Ook was Heerlen in de Romeinse tijd een belangrijk pottenbakkerscentrum getuige de vele resten van ovens en potten. Op grond hiervan kan men concluderen dat Heerlen toen niet meer in een dicht bebost gebied lag, maar dat het een open landschap was geworden door de houtkap t.b.v. de ovens. Ook het badhuis verbruikte veel hout voor haar verwarmde muren/vloeren en zwembaden.

De St. Panractius Kerk in Heerlen.

Middeleeuwen

Rond de tiende eeuw komt in heel Europa de landbouw goed tot ontwikkeling en krijgt Heerlen gestalte door het ontstaan van boerenhoeven en molens langs de dalen van de Caumer-, Schandeler- en Geleenbeek. De oudste schriftelijke vermelding van Heerlen of 'Herle' is in een akte van 1065. Udo, bisschop van Toul, legt daarin enkele schenkingen vast. Een van die schenkingen betreft het allodium Heerlen, in het bisdom Luik. Een andere betreft enige kapellen gelegen in Heerlen en Welten, onderdeel van de moederkerk in Voerendaal. Niet veel later is het allodium Herle in het bezit van de graven van Ahr-Hochstaden.

Theoderich van Are (een neef van Udo van Toul) maakte Heerlen kerkelijk los van Voerendaal en verkoos Sint Pancratius als kerkpatroon. De graven waren de bouwers van de Schelmentoren en de Pancratiuskerk en ze lieten een omgrachte vesting in de twaalfde of begin dertiende eeuw bouwen (later aangeduid als Landsfort). Door deze versterking kreeg Heerlen enige publiekrechtelijke vrijheden waardoor het een andere status had dan het omringende platteland. Voerendaal, Hoensbroek, Schaesberg en Nieuwenhagen behoorden tot het bestuurlijke 'Land van Herle'. In 1244 kwam Heerlen, als onderdeel van het Land van Valkenburg, onder gezag van de hertogen van Brabant. In de 13e eeuw is er een strijd gaande tussen Koenraad van Hochstaden, aartsbisschop van Keulen, en de hertog van Brabant waarbij in 1239 naar het schijnt Heerlen in de as wordt gelegd. In 1244 wordt er een vredesvedrag gesloten tussen Dirk van Ahr-Hoogstaden en de hertog, waarbij de eerstgenoemde de toestemming krijgt om een "munitio" (sterkte of burcht) te herbouwen. In 1318 werd Heerlen als "oppidum" aangeduid, een term die juridisch wordt gezien als voorstadium van een stad. De vesting werd toen op 10 augustus 1318 veroverd door de hertog van Brabant als onderdeel van een strafexpeditie tegen de heren Van Valkenburg. Hoensbroek werd in 1388 van Heerlen afgesplitst en als 'heerlijkheid' overgedragen aan de heren van Hoensbroeck. In de 15e en 16e eeuw maakte het deel uit van een fortenlinie die door Brabant-Bourgondië was opgebouwd. Deze fortenlinie moest de expansiedrift van vorsten uit het Rijnland tegengaan. Voor de tweede maal in zijn historie vervulde Heerlen een rol als militaire post. Na de vrede van Munster (1648) is de vesting vermoedelijk in verval geraakt. In de achttiende eeuw zijn delen van de vestingmuren afgebroken en zijn de grachten en waterlopen in fases gedempt.

Vroegmoderne tijd

Schaesberg werd in 1619 verpand aan de graaf van Schaesberg en kreeg toen een zelfstandige rechtspraak. Bij de Vrede van Munster in 1648 was het Land van Valkenburg nog niet verdeeld tussen Spanje en de nieuwe Republiek der Verenigde Nederlanden; pas met het Partage-tractaat van 1661, dertien jaar na het beëindigen van de tachtigjarige oorlog, werden Heerlen, Nieuwenhagen en Voerendaal Staats gebied, terwijl Schaesberg en Hoensbroek Spaans gebied werden.

Uit de 17de eeuw stammen gebouwen als de Weltermolen, Oliemolen, Schandelermolen, Eyckendermolen, Caumermolen (alle watermolens), kasteel Terworm en Huis De Doom. De kern van het dorp Heerlen bestond tot 1890 uit maar 4 straten: Geleenstraat, Akerstraat, Schram (nu Willemstraat) en de Geerstraat. Het had een Veemarkt (nu Wilhelminaplein) en Kerkplein.

Pancratiuskerk

Van 1649-1661 en 1680-1838 werd de Pancratiuskerk gedeeld door katholieken en hervormden. Tussen 1636 en 1638 is de pastoor G. Batson vanwege de Staatse bezetting ondergedoken. Daarna werden de katholieken tot 1649 waarschijnlijk ongemoeid gelaten. In dat jaar vond in de kerk de eerste protestantse eredienst plaats. Van 1649-1661 werd de kerk zowel door de protestanten als door de katholieken gebruikt. Dit door de Staatsen opgelegde gezamenlijk gebruik werd simultaneum genoemd.

Na 1661 werd de kerk alleen door de protestanten gebruikt. De pastoor M. Renckens vertrok in 1662 naar Schaesberg, waar hij vlak bij de Heerlense grens een schuurkerkje bouwde. Hierin werden in ieder geval vanaf 1663 missen gelezen, die ook door de katholieken van Heerlen werden bezocht. Op instigatie van de graaf van Schaesberg werd aldaar een nieuwe kerk gebouwd, die in 1699 gereed kwam.

Tijdens de Franse bezetting van 1672-1678 hadden de katholieken het weer alleen voor het zeggen in de kerk. Na het vertrek van de Fransen werd Heerlen weer Staats. Het volledige gebruik van de kerk kregen zij niet meer. Vanaf 1680 nl. werd de kerk weer simultaan door protestanten en katholieken gebruikt. Deze situatie duurde tot 1838.

Moderne geschiedenis

Negentiende eeuw

Het tweede station uit 1901 en later, met de toren uit 1921, heeft bestaan tot in 1985

In 1793 maakten de Fransen een eind aan de versnippering van het land. Zij veroverden Heerlen en in 1795 stonden de Staten Generaal het gebied aan Frankrijk af.

In 1814 werd Heerlen onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Bij de Belgische opstand in 1830 sloot het zich echter bij het Koninkrijk België aan, om in 1839 toch weer onder Nederlands gezag te komen. Heerlen telde in 1840 328 huizen met 1.688 inwoners.

In de 19e eeuw was Heerlen een tamelijk geïsoleerd dorp met in 1840 328 huizen en 1.688 inwoners. Hoofdmiddel van bestaan was de landbouw, goede aan- en afvoerwegen ontbraken. Wilde men met de trein reizen, dan moest men eerst te voet naar Simpelveld (de lijn Aken-Maastricht) of Sittard (de lijn Maastricht-Roermond) om daar de trein te nemen. Men kon ook met de postwagen gaan naar Valkenburg, Sittard of Aken. In 1890 was Heerlen nagenoeg even groot als in 1787, blijkens kaarten. De twee hoofdwegen waren nog steeds gelijk aan die van de romeinse tijd.

Pas in 1896 kwam de spoorlijn Sittard-Heerlen-Herzogenrath tot stand, welke werd aangelegd door de spoorwegbouwer Henri Sarolea, die later met de gebroeders Carl en Friedrich Honigmann de directie zou voeren van de Oranje-Nassaumijnen. Die spoorlijn was dringend gewenst in verband met de exploitatie van steenkool. In 1894 was al begonnen met de aanleg van de Oranje- Nassaumijn I, 1899-1974, die vijf jaar later in productie ging. Op Heerlens grondgebied kwamen nog drie mijnen: de Oranje-Nassau III (1917-1973) te Heerlerheide, Oranje-Nassau IV (1927-1966) te Heksenberg en Staatsmijn Emma (1911-1973) in Treebeek (destijds grondgebied van de gemeente Heerlen).

Twintigste eeuw

Veemarktplein (nu Wilhelminaplein) circa 1909; vanaf 1512 komt deze naam in akten voor
Oude in 1877 gebouwde en in 1941 gesloopte stadhuis van Heerlen

De bevolking neemt in korte tijd explosief toe: van een dorpje met 6.646 inwoners in 1900, in 1910 circa 10.000 inwoners tot een stad van 32.263 inwoners in 1930. In 1980 woonden er 71.435 inwoners. Voor al deze mensen uit binnen- en buitenland moesten huizen, scholen, winkels en een ziekenhuis gebouwd worden, wegen worden aangelegd enzovoorts, en dat alles in zeer korte tijd. Het is daarom niet verwonderlijk dat nog maar weinig historische gebouwen bewaard zijn gebleven. In de grote verandering van dorp tot stad vond men ze niet meer passen in een modern stadsbeeld en dus werden ze gesloopt. In 1935 kwam een zeer befaamd geworden gebouw gereed, het Glaspaleis van opdrachtgever en lokale winkelier Peter Schunck. Het hart van Heerlen, met het Glaspaleis (rechts), de Pancratiuskerk en Muziekschool

Beeldbepalend voor Heerlen in de mijnbouwperiode waren de hoge schoorstenen bij de steenkolenmijn. Deze schoorstenen werden in de volksmond aangeduid als Lange Jan (1938, 138m) en Lange Lies (1953, 155m), en waren van grote afstand al zichtbaar.

In 1958 ging Palemig over van de gemeente Schaesberg naar de gemeente Heerlen.

De ontdekking van aardgas in Slochteren in 1959, maakte de steenkoolmijnbouw onrendabel, mede vanwege het feit dat het zelfs goedkoper was om steenkool overzee te verschepen vanuit Noord-Amerika. Op 17 december 1965 kondigde de minister van Economische Zaken Joop den Uijl in de Stadsschouwburg van Heerlen de sluiting aan van alle Nederlandse steenkoolmijnen. Op 31 december 1974 sloot de Oranje Nassaumijn I als laatste de deuren. De mijngebouwen werden gesloopt, de sloop van de Lange Jan op 21 augustus 1976 ging echter fout, hij viel de verkeerde kant op, boven op een administratiegebouw. Op het terrein van de Oranje Nassau I werden de kantoren van het Centraal Bureau voor de Statistiek gebouwd.

In 1982 werden de gemeenten Hoensbroek en Heerlen samengevoegd.

Eenentwintigste eeuw

Momenteel herinnert nog maar weinig aan dat steenkool-verleden van de stad. De steenbergen zijn afgegraven en veranderd in woonwijken of parken, de koeltorens en grote schoorstenen zijn verdwenen. Het schachtgebouw van de Oranje-Nassau I is nog het meest in het oog springende en directe overblijfsel, en in gebruik als mijnmuseum. Ook de vele wijken die in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog zijn aangelegd, vormen nog steeds sprekende getuigen van die markante periode uit Heerlens geschiedenis. De enige overgebleven steenberg in originele staat (tevens van heel Nederland) ligt aan de rand van de Brunssummerheide, maar wordt 'bedreigd' met afgraving, omdat er kostbaar zilverzand onder ligt.

Wel zijn nog hier en daar in Heerlen markante gebouwen bewaard gebleven die herinneren aan de tijd dat Heerlen en de Oostelijke Mijnstreek een groeigebied was. Na jaren van verval en restauratie is het glaspaleis in 2004 weer in gebruik genomen, nu als cultureel centrum. Het gebouw staat midden in de stad, omgeven door de drie centrale pleinen: Bongerd (Markt), Kerkplein en Emmaplein. Het is een nationaal monument en volgens een klassering der Union of International Architects een van de duizend belangrijkste 20e-eeuwse gebouwen ter wereld. Daarnaast hebben het gebouw en de restauratie vele onderscheidingen ontvangen. Een van de aspecten waarin het zijn tijd ver vooruit was is het energiegebruik. Al snel na de ingebruikname bleek dat de geïnstalleerde verwarming zelfs in de winter niet nodig was, omdat het als een broeikas werkt. Destijds was het het symbool van het meegaan van Heerlen in de vaart der volkeren en tegenwoordig is het het symbool van een (verhoopte) wedergeboorte na de bloeitijd van de mijnindustrie.

De massale immigratie in de mijnwerkerstijd heeft ertoe geleid dat de gemeenschap van Heerlen ingrijpend veranderd is. Andere Limburgers merken dit vooral aan de taalsituatie: nergens anders in Nederlands Limburg neemt het plaatselijk dialect zo'n marginale plaats in, al is het Heerlens nog niet verdwenen. Het Nederlands dat er gesproken wordt is echter zeer zwaar door het Limburgs beïnvloed.

Monumenten

Kasteel Terworm
  • Kasteel Terworm, oorspronkelijk uit de 15e eeuw, maar in huidig aanzien grotendeels uit 1891. Aan de rechterzijde is door de Van der Valkgroep passend een gelijksoortige aanbouw gerealiseerd.
  • Pancratiuskerk, het oorspronkelijk hart van landsfort Herle met bewaarde schelmentoren.
  • Schunck, een glaspaleis in de voormalige kledingwinkel.
  • Restant Romeins badhuis met Thermenmuseum

Families die langdurig in Heerlen woonden of wonen

Archieven

  • De katholieke Doop- Huwelijks en Overlijdensregisters beginnen in 1588 (parochie H. Pancratius).
  • De protestantse Doopregisters beginnen in 1650, de Huwelijksregisters 1652 en de Overlijdensregisters 1728.
  • Het gemeente-archief van Heerlen en omstreken heet Rijckheyt, waardoor het moeilijk te vinden is op internet.

Zie ook deze link DTB-registers en Burgerlijke Stand.

Wijkindeling

Door de mijnindustrie en de toenemende bevolking zijn in de 20e eeuw tussen de oorspronkelijke dorpskernen vele nieuwe wijken ontstaan. Dit heeft ertoe geleid dat alle plaatsen binnen en rondom de gemeente met elkaar verweven werden. Per 1 januari 1982 werd de gemeente Hoensbroek, waarvan de bebouwing voor een groot gedeelte aansluit op die van Heerlen, bij Heerlen gevoegd. Zij vormt sindsdien een onderdeel van het stadsdeel Heerlen-Noord, waarin al eerder het oorspronkelijke dorp Heerlerheide is opgegaan. Sinds 2002 hebben de plaatsen echter weer hun eigen plaatsnaamborden terug, zo ook Heerlerbaan.

De stad omvat 4 stadsdelen te weten Heerlen-Centrum, Heerlerheide, Heerlerbaan en Hoensbroek. Verder zijn er een aantal wijken/dorpen die ook weer in een aantal buurten zijn onderverdeeld. Geografisch gezien is Heerlen onder te verdelen in 3 delen:

  • Heerlen-Stad:
   Heerlen-Centrum
       Eikenderveld
       Gelein
       Lindeveld
       Op de Nobel
   GMS
       Grasbroek
       Musschemig
       Schandelen
   MSP
       Meezenbroek
       Schaesbergerveld
       Palemig
  • Heerlen-Noord:
   Heerlerheide
       Beersdal
       Ganzeweide
       Heksenberg
       Litscherveld
       Maria Christinawijk
       Vrieheide-De Stack
           Nieuw-Einde
           De Stack
           Versiliënbosch
           Vrieheide
           Weggebekker
       Passart
       Pronsebroek
       Rennemig
       Schelsberg
       De Wieër
   Hoensbroek
       De Dem
       Maria-Gewanden/Terschuren
       Mariarade
       Nieuw-Lotbroek
       Overbroek
       Schuureik
   Zeswegen
       Nieuw Husken
  • Heerlen-Zuid:
   Heerlerbaan
       Bautsch
       Douve Weien
       Giezenveld
       De Rukker
   De Hees
       Aarveld
       Bekkerveld
       Caumerveld
       De Erk
       Heesberg
       Heeserveld
       Vrusschemig
   Molenberg
       Schiffelerveld
   Welten
       De Kommert


Naast deze wijken bevinden zich in de gemeente de volgende buurtschappen: Benzenrade, Bovenste Caumer, Ten Esschen, De Euren, Heihoven, Hondsrug, Imstenrade, Koningsbeemd, Musschenbroek, Onderste Caumer, Schurenberg, Terschuren, Terworm en Vrank.

Noot

  1. Welschen 2003

Bron

  • Wikipedia: Geschiedenis van Heerlen [1]

Literatuur

  • P. Mertens e.a. Sint Pancratius in het hart van Heerlen (2010).
  • J. van Geest Heerlen architectuur & stedenbouw (2003).
  • Drs. J.T.J. Jamar Heerlen, de Romeinse thermen (1981).
  • Drs. J.T.J. Jamar Kaleidoscoop van Heerlen in de Romeinse tijd (1977).
  • Drs. L.E.M.A. Hommerich Heerlen in oude ansichten (1969).

Externe links