Graafschap Loon

Uit Genealogie Limburg Wiki

Tekst in eerste versie overgenomen uit de Nederlandse Wikipedia

Het oude Graafschap Loon (Frans: Looz) bestreek een gebied dat ongeveer overeenkomt met het huidige Belgisch Limburg, met dien verstande dat Diepenbeek, Alken, Sint-Truiden en Tongeren enclaves van het Prinsbisdom Luik waren, Thorn en Rekem rechtstreeks van de Duitse keizer afhingen, en Lommel bezit was van de hertog van Brabant. Ook Rummen heeft tot dit graafschap behoord, totdat het in 1240 aan Willem van Montferrant werd verkocht.

Steden

De belangrijkste steden in het graafschap Loon waren de volgende, tegenwoordig alle in de Belgische provincie Limburg liggende plaatsen:

  • Beringen
  • Bilzen
  • Borgloon
  • Bree
  • Hamont
  • Hasselt
  • Herk-de-Stad
  • Maaseik
  • Peer
  • Stokkem

Geschiedenis

Loon vóór de annexatie door het Prinsbisdom Luik
Oorspronkelijk was Loon een leen van het graafschap Haspinga, en omvatte het waarschijnlijk niet meer dan het gebied tussen Maas en Jeker. De graven wisten hun territorium door oorlogen, bondgenootschappen en huwelijkspolitiek uit te breiden. In 1040 werd het graafschap Haspinga aan bisschop Nithard van Luik werd afgestaan. waarschijnlijk is toen ook Loon een Luiks leen geworden. Giselbert, de eerste graaf van Loon, was een broer van Arnold, graaf van Haspinga. De leenrechtelijke band tussen beiden ontstond hoogstwaarschijnlijk bij de regeling van de erfopvolging door hun vader Rodolf. Hun beider broer Balderik, bisschop van Luik, heeft mogelijk een rol gespeeld bij de afstand van Haspinga aan Luik.
De graaf van Loon bezat ook gebieden in Waals Haspengouw en op de rechteroever van de Maas. Voor de rechtspraak was hij een vazal van de keizer van het Heilige Roomse Rijk.
Borgloon was de eerste hoofdstad van het graafschap, later werd dit Hasselt. Veel Limburgers noemen Borgloon in hun dialect nog altijd Loon. Loon maakte nooit deel uit van de Spaanse of Oostenrijkse Nederlanden en heeft daardoor een heel eigen geschiedenis.
Na het kinderloze overlijden van zijn graaf Lodewijk IV in 1336 eiste zijn neef, Diederik van Heinsberg de titel op. Pas in 1346 ging de prinsbisschop met deze dubieuze machtswissel akkoord. Toen ook Diederik kinderloos stierf en zijn neef, Godfried van Dalenbroek de titel opeiste, was de maat voor Luik vol en werd het graafschap, na een lange strijd in 1366, geannexeerd nadat een andere pretendent, Arnold van Rummen, zijn aanspraak op de titel verkocht aan Luik.

Loon na de annexatie door het Prinsbisdom Luik
De Prinsbisschop, die nu ook de titel van graaf van Loon voerde, was wel zo wijs de bestaande rechts- en staatsstructuren te behouden. Het graafschap behield daardoor een grote mate van autonomie. In 1522 werd die nog eens bevestigd. Zo kon de prinsbisschop niet zo maar belastingen innen of verhogen, en moest hij bij zijn aantreden de oude privileges van Loon erkennen.
Een bewijs van de gespannen sfeer die er heerste tussen het graafschap en het prinsbisdom werd geleverd door de arrestatie van de Hasseltse graaf de Geloes. Hij werd in 1675 beschuldigd van samenzwering tegen het prinsbisdom en acht maanden lang opgesloten in het kasteel van Stokkem. Een bekentenis kregen ze van hem niet los.
De situatie bleef zo tot in 1794, toen na de slag bij Fleurus het Prinsbisdom en daarmee het vroegere Loon door Frankrijk werd geannexeerd en deel werd van het departement van de Nedermaas (Meuse-Inférieure) met Maastricht als hoofdstad. Het gebied besloeg een groot deel van het huidige Belgisch en Nederlands Limburg samen.
In 1830, bij de Belgische onafhankelijkheid, werd de naam Loon vergeten en kreeg de provincie de naam Limburg. De hoofdplaats werd Hasselt, dat Borgloon in belangrijkheid is voorbijgestoken onder meer door zijn centrale ligging in de provincie, en omwille van de aanwezigheid van de grafelijke burcht en de nabijgelegen Abdij van Herkenrode.

Het drossaardsschap in het graafschap Loon
Loon was onderverdeeld in zes ambten of drossaardschappen: Hasselt, Bilzen, Stokkem, Montenaken, Horne en Pelt-Grevenbroeck. Aan het hoofd van ieder ambt stond een drossaard die in andere streken baljuw of seneschalk werd genoemd. Hij was door zijn heer belast met de ordehandhaving, het opsporen, vervolgen en eventueel terechtstellen van misdadigers. Het waren lieden van adel die zich lieten bijstaan door een luitenant-drossaard die dan zelf drossaard of drost werden genoemd.


Literatuur

  • J. Baerten, Het Graafschap Loon. Assen: Van Gorcum, 1969.
  • M.J. Wolters, Codex Diplomaticus Lossensis, ou Recueil et analyse de chartes servant de preuves à l'histoire de l'ancien Comté de Looz, Gent 1849.

Externe links