Gicht

Uit Genealogie Limburg Wiki

Algemene informatie

Een gicht is een wettelijke overdracht, bekrachtigd door schepenen[1]. De gichtboeken van de schepenbanken bevatten de registers van overdracht van goederen en verbintenissen, die plaatsvonden in het kader van de "vrijwillige rechtspraak". Gichtboeken worden ook vaak overdrachtsregister of transportprotocol genoemd. In sommige streken wordt het woord 'gicht' niet of nauwelijks gebruikt. Vaak bevatten de boeken ook een afschrift van de voorlopige of onderhandse koopakte. Omdat in de gichten vaak familierelaties worden vermeld, vormen ze een zeer waardevolle genealogische bron.

Soms bevat een gicht een gedetailleerde beschrijving van de gang van zaken bij de overdracht van onroerend goed. In het onderstaande voorbeeld wordt een huis met land in de Horner Weerd geveild, "met het uitgaan der brandende kaarse"[2].

Voorbeeld van een gicht (openbare verkoop, Horn 24 april 1700)

Conditien ende voorwaarden waer onder den hr ampts rentmeester J. M. van Afferden hem mede sterck maeckende voor sijne consoorten ten huijse van Hendrick Moors alhier met uijtbranden der kertse ende twee achter een volgende sit daegen te weeten den eersten den 24 April 1700 ende den tweeden den 5e Maij daer naer ten 2 uren naer noen publijckelijck aenden meestbiedende vrijwillichlijck ten overstaen van twee schepenen van een eersaem hooftgerichte van Horne ende greffier Winckens sal vercoopen twee derdedeijlen van ongefeer drij boender bampt met aengehoerigen boomgaert ende huijsplaetse Hoornse maete inden Weerdt alhier Hoorns territoir ter eenre d’erven van den b[orge]m[eeste]r ende raedtverwant Caspar de Bor ende ter andere sijden die van die erffg[enam]en Jacob Siegers gelegen onder ende boven uijtschietende resp[ectiev]e op d’oude Maese ende de Donck ende sulx in voegen als volgt.

  1. Eerstelijck sije genoteert dat inden voors[chreven] bembt boomgaert ende huijsplaetse voor een derdendeijl mede berechtigt is hr Anthonius Cruijsancker dat daeromme den aencooper van dese twee derde deijlen de selve mit den voors[chreven] Cruijsancker sal gebruijcken op den voet, wie sij vercooperen mit hem dat tot dato ongedeijlt hebben gedaen, den cooper nochtans vrij staende dito Cruijsancker te doen bedwingen tot scheijdt ende deijlinge duncket hem goedt.
  2. Dijenvolgens woort den Hoornschen morgen van dijen loss ende vrij van alle lasten uijtgenoemen de schattingen ende andere gemeijne nabuijre lasten ingeschat op sestigh rijxdalers.
  3. Jeder hooghsel sal van elcken morgen wesen van vijff rijxdalers, waer van den hoogher sal profijteren eenen.
  4. Op den eersten sittdagh en sal geende kertse ontsteecken dan alleen de conditien voorgelesen woorden, als wanneer des niettemin deselve sullen opgehangen ende inden perck van alle liefhebbers haere hoeghsel comen aen geschreven ende bij den griphier aengeteeckent woorden.
  5. Maer op den lesten sittdagh wesende den 5 Maij 1700 sal de kertse ontsteecken ende op nieuw, duijrende de selve gehooght ende aengeschreven woorden.
  6. Doch soo eenige lieffhebbers geduijrende den tijdt vande vercoopinge inden perck voors[chreven] eenige hooghsels wilde aenschrijven sulx sal hem vrij staen te doen, mits het selvige de schepenen, soo over de sittdagen sullen staen te kennen gevende, ende bij hun daer van woorde schriftelijcke annotitie gehouden om t’selve door den griphier te laeten aen teijckenen.
  7. Die den lesten hooger is, sullen de voors[chreven] twee derdedeijlen verblijven, den morgen voor sulcken prijs als hem t’leste sal wesen aengehooght oft aengeschreven.
  8. Dessen sal den geheelen bembt als dan eerstelijck mit sijne voorseijde ap ende dependentien voor geswoeren landtmeter gemeten woorden, ende soo verre sich alsdan de maete vant’ geheel sal strecken sal den aencooper a l’advenant den morgentael voor twee derdedeijl van dijen betaelen gelijck hij t’leste heeft aengehooght.
  9. Soo daer misverstandt int aenschrijven voor viele duijrende het branden ende uijtgaen vande kertse, dat bij exempel iemandt seijde aengeschreven te hebben int uijtbranden vande kertse, ende den voorigen aenschrijver sulx loochende sal eene nieuwe kertse ontsteecken ende op nieuws aengeschreven woorden blijvende nochtans in weerde alle voorgaende hooghselen ende aenschrijvingen.
  10. Dieden lesten aenhooger oft cooper is sal tot geneugen vanden heere vercooper voor den cooppenningh aenstondts goede borgen stellen ofte bij gebreck van dijen, sullen de vercochte twee derdedeijlen bembden mit eenen sittdagh tot sijnen lasten ende perijckel wederom vercocht woorden.
  11. Ende het geene alsdan minder sal coemen te gelden sal hij alsdan mitte costen opleggen ende betaelen ende oock de meerderheijt profijteren.
  12. De hellicht vanden cooppenningh sal binnen eenen maendt naer den lesten sittdagh betaelt woorden, ende d’andere hellicht sal op den bembt naer goedtduncken vanden aencooper tegens vijff par cent loop nemende den 5 Maij 1700 moegen blijven staen soo lange het den selven ende hr vercooper cum suis sal believen.
  13. Den lesten aenhooger sal den bembt cum ap et dependentijs voors[chreven] aenstonts naer den lesten sittdagh moegen aenslaen ende daer mede doen als mit sijn eijgen.
  14. Den lijcop ende armengeldt sal bijden cooper betaelt ende aenden cooppenningh niet gecort woorden, doch sal hun vrij staen soo veel lijcop te betalen als hem goedtdunckt ende in costuijme locael can volstaen.
  15. De costen vande meetinge sullen bijden heer vercooper privatim gedraegen ende voldaen woorden.
  16. Maer de costen van dese vercoopinge ende die van d’overdracht sullen bijden hr vercooper ende cooper ellick halff ende halff gedraegen ende aenstonts betaelt woorden.
  17. Op ellicken sittdagh en sullen niet meer aen lijcop gedroncken woorden als twelff vaenen, ende de meereste sal staen ter dispositie als inden voors[chreven] 14 acte.
  18. Ende alle t’geene in desen niet en is bevoorwaerdt sal achter volght woorden de landts costuijme.

Den 24 Aprilis 1700. Dese bovenstaende conditie voorgelesen sijnde heeft den notaris procureur Buijckman op den morgen aengehooght twee hooghsels ende is aen hem tot dato de twee derdedeijlen verbleven den morgen tegens seventigh pattacons actum Horne ten huijse vanden schepen Hendrick Moors betuijge hier mede Jan op de Boel, Hendrick Moors. Op den 24 April heeft den medeschepen Hendrick Moors het derde hooghsel gehooght als boven betuijge hiermede Jan op de Boel.

Den 5en Maij 1700 heeft den heer capiteijn de Brias naemens joffrouw Holtbecker een mael te weten het vierde hooghsel gehooght ter p[rese]ntien van Jan op de Boel ende Hendrick Moors schepenen.

Op huijden dato voors[chreven] de kertse aen gesteecken geweest sijnde, sijn met het uijtgaen der brandender kertse de twee derdedeijlen der erven voorgenoemt verbleven aen den hr capiteijn de Brias naemens joffre Holtbecker als lesten hooger, te weten den morgen tegens t’achentigh rijxdalers ingevolgh de bovengeschrevenen conditien ende heeft in conformiteijt van dijen den heer Brias qqa tot borge gesteldt Gielis Veeckens den welcken sijnen persoen ende goederen als originelen debiteur voor de coopspenningen heeft verobligeert mits gedaen hebbende stipulatie indes stadthelders handen actum inden Weerdt ten huijse Hendrick Moors present aldaer Thijs Baetsen stadthelder Jan op de Boel ende den voorn[oemden] Moors als schepenen des hooffsgericht Horne de mandato was onderteijckent J. Winckens comit[ati]s Horn[ensis] secr[etar]ius

Bronnen

  1. André Dumont, Trefwoordenlijst Genealogie, [1]
  2. RHCL, Graafschap Horn (01.063), inv.nr. 373, Schepenbank Horn, Register vrijwillige rechtspraak

Externe links

  • Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen. Deze Kroniek bevat regesten (samenvattingen) van alle gichten die tot aan de komst van de Fransen werden gepasseerd voor de schepenbanken van Beesel en Belfeld respektievelijk Swalmen en Asselt.