Van Haren

Uit Genealogie Limburg Wiki
Tree3c.jpgTree3c.jpg

De familie van Haren was een aanzienlijke familie, die in de dertiende eeuw te Maastricht vooral bestuurlijke functies bekleedde. De ridders van Haren stonden reeds vroeg in dienst van de Hertog van Brabant. Het kasteel Borgharen is in 1318 geheel verwoest; de heerlijkheid werd door de Heer van Valkenburg aan Brabant overgedragen.


Lijn-Borgharen

De eerste heren van kasteel Borgharen noemden zich naar hun burcht van Haren.
Volgens dr. Pieter van der Vliet (1996: 15)[1] was Adam (I) vazal van de heer van Valkenburg en voogd van de proosdij van Meerssen. In de Chroniek van Maastricht van Flamant staat te lezen: 'Ditzelfde jaar (1231) was Adam van Haren, heer van het dorp Borgharen, voogd van Maastricht en woonde in de Spilstraat in een huis genaamd "Die Alde Hochterpoort" en later bekend onder de naam de "Harenpoort".'

De lijn van afstamming van vader op zoon was:
Adam I (vermeld tussen 1217 en 1244) > Ogier I > Adam II (beiden vermeld in 1263 en 1284) > Ogier II > Ogier III > Adam III (bron: Van der Vliet a.w. 1996, p. 15).

Ogier I van Haren

  • Ridder Ogier (vermeld in 1277, 1284 (Ferwerda), 1290, 1293 en 1296), leenman van Walram van Valkenburg, was namens de Hertog van Brabant Voogd van Maastricht en namens de bisschop van Luik Voogd van St. Pieter (bij Maastricht). Te oordelen naar de inkomsten die de voogden genoten (zie G.W.A. Panhuysen, Studien over Maastricht in de Dertiende Eeuw, Maastricht 1933, p. 96, 101 e.v.) zal dit oorspronkelijk een rechterlijke functie geweest zijn. Hij verkreeg als voorzitter van het marktgerecht ook inkomsten uit de drie jaarmarkten.
  • Deze Ogier wordt vermeld in de Rijmkroniek van Jan van Heelu.

Kreijns 2009-2010[2] geeft het volgende:

  • Ridder Ogier werd vermeld in 1263
  • Op 6 december 1275 waren de gebroeders Adam, Goswijn en Ogier van Haren, ridders, getuigen.
  • In 1279 droegen Ogerus e.a. een huis te Maastricht voor 15 solidi ’s jaars over aan het klooster St. Gerlach.
  • Zijn kinderen:
  1. Adam II
  2. Goswijn, voogd van Sint Pieter bij Maastricht. (Habets 6)
  3. Ogier II
  • In 1279 droeg Ogerus de Haren een huis te Maastricht voor 15 solidi ’s jaars over aan het klooster van Sint-Gerlach. Gerlach; 1291 Oitgerus van Haren, ridder, voogd (advocatus) van Maastricht. (Maasgouw 49 (1929) blz. 17)
  • Ogier werd tussen 1277 en 1296 vermeld als leenman van Valkenburg. Hij was (Brabants) voogd van Maastricht.
  • Ridder Ogher van Haren, voogd van Maastricht, verklaarde 16 maart 1298 .. .. (Maasgouw 1890 blz. 29)
  • 30 november 1296 stichting van jaargetijden bij de Augustijnen te Maastricht door Johan van Haren, kanunnik van het St. Servaas kapittel voor dominus Ogerus miles dictus de Haren, advocatus Traiectum (Maastricht). (Doppler 4)


Ogier II van Haren

Ogiers zoon Ogier II was schout van Maastricht namens de Hertog van Brabant (er was ook een schout namens de bisschop van Luik). Diens dochter Aleidis trouwde Jan Hoen tzo Broeck. (Zie ook Van Hoensbroeck, paragraaf Wapen.) Hij had ook een broer Johan van Haren, kannunik van St. Servaas te Maastricht (Van der Vliet a.w. 1996, p. 16).

Kreijns 2009-2010 geeft het volgende:

  • 1299 Ogier van Haren,voghet tut Trigth, ridder. Ook vermeld: heer Ogier de jonghe (Maasgouw 41 jrg. (1921) blz.58) Het betreft een der eerste aktes die in het Nederlands geschreven werden over Maastricht.

Ogier van Haren huwde met Oda. Ogier en Oda (Uda) hadden de volgende kinderen:

  • volgens Habets:
  1. Ogier III, gehuwd met Mechteld van Itteren,
  2. Aleid, gehuwd met Johan Hoen te Broek;
  3. Johanna, gehuwd met Lambert van Schoonvorst:
  4. Johan, kanunnik van St. Servaas.
  • volgens van de Venne:
  1. Johan, kanunnik van St. Servaas;
  2. Aleid, gehuwd met Johan Hoen te Broek;
  3. Johan, gehuwd met Jutte van Amstel;
  4. Maria, moniale te Sint Gerlach;
  5. Oda, gest. ca. 1292 ;
  6. Elisabeth, gest. ca. 1294;
  7. Ogier III, schout van Maastricht, gehuwd met Mechteld van Itteren. (Notten nr.39)

In 1309 betaalde Ogerus, voogd van Tricht, cijns. (Schaepkens)

In 1316 kocht Maria, dochter van wijlen Ogerus, voogd van Maastricht, een jaarrente. (Koch 2)

  • Volgens Franquinet betrof het Ogerus II, gehuwd met Uda.

Hun kinderen waren:

  1. Ogier III, voogd van Maastricht, gehuwd waarschijnlijk met Mechteld van Itteren;
  2. Aleijdis, gehuwd met Johan Hoen te Broek;
  3. Johanna, gehuwd met Lambert van den Schoonvorst;
  4. Johannes, kannunik van St. Servaas;
  5. Maria, moniale te Sint Gerlach.


Adam III

Het geslacht Van Haren te Borgharen sterft in de mannelijke lijn uit met Adam III, in of na 1360.
Heer Johan Hoen van Hoensbroeck huwde met een dochter van Haren en zij schonken op hun beurt aan hun dochter een kasteel dat kasteel Haeren werd genoemd (zie hieronder, Lijn-Haeren). De naam van de ridders van Haren bleef echter verbonden aan Borgharen tot hun kleindochter huwde met Arnold van Hamal, heer van Elderen, bevriend met de hertog van Brabant. Mede hierdoor en op zijn inspraak werd het riddergoed verheven tot een heerlijkheid. Arnold van Hamal de was oud-schildknaap en tafelschenker van Philip de Stoute uit het Bourgondische huis, dat in 1406 komt aan de macht komt.

Lijn Haeren-Voerendaal

Er is ook een ridderhofstede (versterkte herenboerderij) Huis Haeren bij Voerendaal. Ook deze is eigendom geweest van de de familie Van Haren. De eerste vermelding in de archieven over het bestaan van dit kasteel dateren van 1296, waar het als eigendom van Ogier van Haren wordt genoemd. Het betreft hier Ogier II van Haren, heer van Borgharen, wiens broer Johan later te Voerendaal overlijdt (1320).

De lijn van afstamming van vader op zoon was hier:

Johan van Haren, broer van Ogier II, begraven in de kerk van Voerendaal (1320) >
Adam IV, tr. adellijk vrouwe Bongaert, begraven te V'daal in 1362 >
Gerhard I x Anna van Pallant, dr. van Werner >
Adam V x Mechtildis van Cortenbach, dr. van een zeer oud Duits geslacht, dat zijn naam gaf aan het kasteel Cortenbach te Voerendaal.
(Bron: Van der Vliet a.w. 1996, p. 19).

Het goed Haeren was een riddergoed dat behoorde tot het leen van Wijnandsrade. Via overerving en huwelijkssluitingen komt dit kasteel in handen van het geslacht van Hoensbroeck. In 1671 huwde de dochter van Willem Adriaan van Hoensbroeck met Karel, baron de Haudion de Cybereby.[3]Het kasteel kwam op deze manier in handen van het geslacht Haeren.[4] Uit deze laatste informatie moeten we opmaken, dat dit geslacht Haeren niet voortkomt uit het geslacht Haren, maar een geheel nieuwe familie is.

Literatuur over het kasteel Haeren

  • Gerards, F.M., Aankoop en restauratie van kasteel Haeren [1770-1777], in: LvH 48(1998)123-128.
  • Gerards, F.M., Familie Van Oppen en het landgoed Haeren te Voerendaal (1882-1959), in: LvH 50(2000)20-29.
  • Gerards, F.M., Kanttekeningen bij de afkomst van het geslacht Van Haren van kasteel Haeren, in: LvH 50(2000)111-120.
  • Gerards, F.M., Kastelen in brand. Brand op kasteel Haeren[Voerendaal] op kerstochtend 1826, in: LvH 51(2001)79-89.
  • Gerards, F.M., Het landgoed Haeren [Voerendaal] in de 19de eeuw, in: LvH 52(2002)37-47.
  • Gerards, F.M., Der rechten van het leengoed Haeren [Voerendaal] in de 18de eeuw, in: LvH 53(2003) 11-22.
  • Gerards, F.M., “Het saligste leven, dat men sou kunnen wenschen”. Het buitenleven van de familie Van Panhuys aan het einde van de 18de eeuw, in: LvH 51(2001)109-117.
  • Gerards, F.M., W.H. van Panhuys (1734-1808). De toelating tot de Ridderschap van Staats-Valkenburg, in: Jaarboek historische en heemkundige studies in en rond het Geuldal 11(2001)169-203.
  • Gerards, F.M., Wanbetalers van de cijnsgoederen van Haeren, in: LvH 55(2005)128-138.
  • Hoeberechts-Roebroeck, H., De Keur-Keulse mankamer te Heerlen 1401-1428. (Lijst van leenmannen en verheffingen), in: De Limburgse Leeuw 6(1957/58)108-117.
  • Hommerich, L. van, Over kastelen in het historisch Heerlener land, in: Het Land van Herle. Jubileumboek 1950-1960, Heerlen 1961, 24-25.
  • Hommerich, L. van en F. Welters, Gedenkboek Voerendaal, Heerlen 1949, 61-66.
  • Hupperetz, W., B. Olde Meierink en R. Rommes, Kastelen in Limburg: burchten en landhuizen 1000-1800, Utrecht 2005, 403-404.
  • Janssen de Limpens, K.J.Th., Leen-en laathoven in de Maaslandse territoria vóór 1795, Maastricht 1974 (=Werken uitgegevn door het Limburgs Geschied-en Oudheidkundig Genootschap ; 6), 59, 129.
  • N.N., Het adellijk huis Haren onder Voerendaal, in: Msg 35(1913)23-24.
  • Lindelauf, W., Het adellijk geslacht van Haren te Voerendaal, in: LvH 1(1951)7-14, 32-36.
  • Provincie Limburg, De. Deel VII in Voorlopige lijst der Nederlandsche monumenten voor geschiedenis en kunst, Den Haag 1926, 527.
  • Schröder, K., Het kastelenrijk. Oostelijke Mijnstreek, Maastricht 1996, 21-23.
  • Stenvert, R. et al., Limburg. Monumenten in Nederland deel 8, Zeist/Zwolle 2003, 401.

Friese lijn

Van Haren (oorspronkelijk: von Haren) is de naam van een geslacht uit de stad Aken dat behoorde tot de Nederlandse adel.[5] Reeds in 15de eeuw waren leden van dit patriciërsgeslacht burgemeesters en schepenen in de stad Aken.
Gedurende de reformatie week een telg van het geslacht, Adam von Haren, uit naar Nassau. Hij was later één van de watergeuzen-kapiteins die in 1572 in Brielle landden. Hij was vervolgens raad en kamerheer van prins Willem van Oranje en na diens dood in 1584 was hij hofmeester van prins Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg, de stadhouder van Friesland. Zijn nakomelingen bekleedden hoge politieke ambten in Friesland en waren loyale aanhangers van de Friese stadhouders.

De geschiedenis van de familie wordt beschreven in een 19de-eeuwse uitgave (Klijnsma 1861)[6]

  • Adam van Haren werd geboren in Valkenburg ca. 1540 en stierf mogelijk in Arnhem op 03-05-1589. Hij vluchtte als lid van het verbond der edelen met zijn vader Everard in 1567 uit Valkenburg en ging eerst naar Nassau. Hij was later één van de watergeuzen-kapiteins die in 1572 in Brielle landden ('hopman Daam'). Hij werd vervolgens raad en kamerheer van Willem van Oranje; na diens dood werd hij in 1584 hofmeester van Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg, de stadhouder van Friesland. waarbij hij naar Friesland kwam. In 1589 overleed zijn vader Everard.
  • Adam van Haren had een zoon, Willem I van Haren, die geboren werd in Arnhem op 19-01-1581 en overleed te Den Haag op 29-01-1649. Hij was opperstalmeester van Willem Lodewijk, lid der Staten-Generaal en hij legde de grondslag voor het fortuin van de van Harens. Zijn nakomelingen bekleedden hoge politieke ambten in Friesland en waren loyale aanhangers van de Friese stadhouders.

Van 1673 tot 1795 waren de Van Haren's onafgebroken grietmannen van Weststellingwerf en van 1652 tot 1763 van het Bildt. Ook andere grietenijen in Friesland kenden een Van Haren als grietman. Ten tijde van de Franse inval en de Bataafse Revolutie weken de Van Haren's uit naar het buitenland. In 1813 keerde een deel van het geslacht naar Nederland terug. In 1814 werden twee leden van het geslacht erkend als edelen van Friesland en verkregen daardoor het predikaat jonkheer; in 1822 werd een ander lid van het geslacht erkend met de titel van baron; hij was de laatste van het geslacht en met hem stierf het geslacht in 1850 uit.

Bron van deze paragraaf: 'De familie van Haren', [2] en Wikipedia.

Noot

<references>

Externe link

Auteur van dit artikel

A.J. Welschen (2009/2012)

Noten

  1. Pieter van der Vliet: Onno Zwier van Haren (1713-1779), staatsman en dichter, Hilversum: Verloren 1996.
  2. H.C.J.M. Kreijns: Kwartierstaat Kreijns -- Supplement op Uit het duister van het verleden, Heerlen, juni 2009; bewerkt augustus 2010
  3. De familie de Haudion behoorde tot de lagere Brabantse adel. Jonkheer Pierre de Haudion, heer van Gibrechies, 'oud-krijgsman in vrijwillige dienst', ontving in 1592 de riddertitel van koning Filips II. Karel van Haudion was heer van Wijnegem, een dorp in de Meierij van Rijen (thans provincie Antwerpen), toen dat in 1689 door de Spaanse koning tot graafschap werd verheven. De familie werd daarmee grafelijk. De heerlijkheid Wijnegem was in 1621 in handen gekomen van Lancelot van Haudion.
  4. Bron: [1], waar foutief Daniël Hoen van den Broeck als de schoonvader van deze Karel wordt vermeld
  5. Nederland's Adelsboek 84 (1994), p. 169-175.
  6. S.F. Klijnsma: Geschiedkundige herinneringen uit de voormalige grietenijen Oost- en West-Stellingwerf, hoofdzakelijk aangaande het geslacht der Van Haren's. Meppel: H. ten Brink, 1861.