Toponiem

Uit Genealogie Limburg Wiki
Versie door AJW (overleg | bijdragen) op 16 mei 2012 om 10:03 (→‎Voorvoegsel /''ver-''/)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Bewerkt naar Wikipedia

Een toponiem is een plaatsnaam (uit het Grieks, τόπος = plaats, όνομα = naam). De studie van de toponiemen heet de toponymie.

Het Belgisch Nationaal Geografisch Instituut definieert een toponiem als de eigennaam van een geografische entiteit. Anders gezegd, niet alleen de naam van een stad, plaats of dorp is een toponiem, maar ook de naam van een landschapselement zoals een rivier, eiland, polder, moerasgebied, bergketen of woestijn.

Oorsprong

Gehuchten, dorpen, steden en landstreken kregen vaak hun naam door de geografische verschijningsvorm, de persoon die er woonde, of een gebeurtenis die er plaatsvond. Geografische verschijningsvormen in plaatsnamen zijn te onderscheiden in landschappen (berg, duin, bos), bodemgesteldheid (zand, veen, zout) en menselijke activiteit (dam, burg, kanaal).

Namen

Namen kunnen heel goed uit talen afkomstig zijn die ter plekke al lang niet meer gesproken worden. In Nederland en Vlaanderen worden sinds ongeveer 350 alleen Germaanse dialecten gesproken (die zich ontwikkeld hebben tot de huidige dialecten en de Nederlandse en Friese standaardtaal), en de meeste namen zijn daaruit afkomstig; maar sommige zijn ouder, bijvoorbeeld van Romeinse oorsprong, zoals Utrecht (Trajectum), of Keltische, zoals Nijmegen (Noviomagus). Ook van een Germaanse naam is vaak nog wel aan de hand van de vorm de ouderdom ongeveer in te schatten, omdat de taal zich ontwikkeld heeft en ook de gewoonten in naamgeving steeds veranderen. Plaatsnamen die eindigen op herkenbare woorden zoals /-donk/, /-holt/, /-horst/, /-laar/ en /-bos/ stammen van na het jaar 1000. In veel namen zijn niet direct Nederlandse woorden te herkennen - zo komt de naam Zutphen van "zuidveen".

Ook worden namen waarin de oorspronkelijke woorden niet meer herkend worden soms verbasterd doordat men er andere woorden in herkent - dit wordt wel volksetymologie genoemd, bijvoorbeeld:

  • Bazuin heeft niets met een 'bazuin' (muziekinstrument) te maken, maar komt van byzueden ('ten zuiden van')
  • Ridderkerk heeft niets met 'ridders' te maken, maar komt van Riederkerk ('kerk te Ried')
  • Zwammerdam heeft niets te maken met 'zwammen', maar komt van Zwadener dam, waarbij Zwade al een naam was; een zwade is een strook gemaaid gras.

De verbastering maakt het soms moeilijk de oorsprong te vinden. Zo komt Farmsum van Fretmarashem(naar een persoonsnaam Fretmar).

We weten hier veel over omdat er vanaf ongeveer het jaar 1000 overal archieven zijn bijgehouden; de meeste huidige toponiemen die in die tijd al bestonden komen daarin wel een of meer keer voor, zodat we hun ontwikkeling door de tijd heen kunnen volgen. Dit is niet altijd eenvoudig: er was geen standaard spelling, veel handschriften zijn slecht leesbaar, veel teksten zijn geschreven door personen die de naam in kwestie niet kenden, met veel fouten als gevolg. Ook zijn nogal wat handschriften vervalst ...

Achternamen

Veel achternamen zijn ontstaan uit toponiemen. Een blik in het telefoonboek zegt genoeg, ze zijn het vaakst te herkennen aan het voorzetsel 'Van'. De achternaam Van Woerden ontstond uit de plaatsnaam Woerden, Van Brussel en Brusselmans ontstonden uit het toponiem Brussel. De naam Van Simpel ontstond als verbastering uit de stadsnaam Saint Pol.

Ook het omgekeerde komt voor: zo is de plaatsnaam Van Brienenoordbrug genoemd naar het Van Brienenoord, dat genoemd is naar Arnoud Willem van Brienen van de Groote Lindt, wiens familienaam verwijst naar het dorp Brienen bij Kleef.

Voorvoegsel /ver-/

We komen bij toponiemen in plaats van het voorzetsel van soms ook wel de vorm /ver-/ tegen als voorvoegsel in herkomst- of adresnamen als Verbeek, Vermeer en Verstraelen. Het betreft hier een "samentrekking van het voorzetsel 'van' en het lidwoord 'der', een verbogen vorm van 'de' (datief), waaruit men kan opmaken dat het grondwoord als vrouwelijk woord geïnterpreteerd wordt, hoewel bij de naamsvorming het woordgeslacht veelal niet meer in ogenschouw is genomen" (Meertens Instituut -- Databanken -- Nederlandse Familienamenbank [NFB][1]). In Noord-Limburg kon zo het voorvoegsel /ver-/ worden gebruikt om uit de naam van een hoeve een familienaam te construeren: Versundert voor de pachter op hoeve De Sondert. Zie ook Verbaesdonck. In Brabant vinden we namen als Verdaasdonk en Verdonschot. Limburgse adresnamen zijn verder nog: Verberk(t), Verhaegh en Verstappen.

Bestanddelen van een toponiem

Keltische bestanddelen

De Kelten hebben ons vooral namen van rivieren (hydroniemen) en van strategische, vaak aan rivieren gelegen plaatsen, nagelaten. De meeste namen bevatten dan ook de Keltische benaming voor water, waterloop of rivier. Enkele voorbeelden:

  • Rivieren:
IJzer: wordt vermeld in 846 als Isera (<Is-ara, 'woelig water')
Maas: afkomstig van het pre-Keltische Mosa, wat 'vochtig' betekent
Leie: in de 10de eeuw vermeld als Legia (Keltisch voor 'waterloop')
Dender: afkomstig van het Keltische Tanara ('bruisend, kolkend water')
Durme: afgeleid van het Keltische Dorma ('woelige beek')
Demer: in 908 vermeld als Tamara ('donker water')
  • Strategische plaatsen aan waterlopen:
Temse: in 870 vermeld als Temsica. Het is vermoedelijk dezelfde naam als 'Thames', die teruggaat op een grondwoord dat in het Middel-Iers als teim ('duister, grijs, grauw') terug te vinden is.
Gent: afkomstig van Ganda, wat 'monding' betekent. Gent ligt aan de monding van de Leie in de Schelde.
  • Andere Keltische plaatsnamen:
Nijmegen: ontstaan uit Noviomagus, de Romeinse plaatsnaam die direct is afgeleid van de Keltische woorden nowyos ('nieuw') en magos ('veld' of 'vlakte').

Gallo-Romeinse bestanddelen

De toponiemen die we overhouden aan vijf eeuwen Romeinse bezetting, schetsen een beeld van de maatschappelijke organisatie. De meeste plaatsnamen zijn elementen uit het legioen en bezettingen.

Castellum ('fort'): Kassel, Kessel, Kessel-Lo, Casteau
Castra ('legerplaats'): Kester, Kasterlee, Chastre, Kesteren
Traiectum ('oversteekplaats'): Maastricht, Utrecht
Vicus ('dorp, gehucht, wijk'): Katwijk, Opwijk, Noorderwijk, Oisterwijk, Oudwijk, Wijk bij Duurstede
Villa ('landgoed'): Villariacum (Wilrijk)
De uitgang /(i)acum/ of /(i)anum/ ('bezit'): Villariacum, Blariacum (Blerick), Cortoriacum (Kortrijk), Orola(u)num (Aarlen).

Germaanse bestanddelen

  • Veel namen van beken, rivieren en meren met Aa of Aam, Ee, Ie of IJ zijn terug te leiden naar het Oudgermaanse woord aha, ama of ara dat 'water' betekent. Voorbeelden: Drentsche Aa en in verbasterde vorm: Amstel, Diem, Dokkumer Ee, Eems en het IJ. Plaatsnamen met dit bestanddeel zijn bijvoorbeeld:
Breda: ontstaan bij de natuurlijke samenvloeiing van de rivieren Aa of Weerijs en Mark [geografisch juist, maar als etymologie betwist].
Pekela: gelegen aan de Pekel A ('zout water').
IJlst, in het Fries met lidwoord Drylts: de oude benaming Ylike verwijst naar het riviertje (like of leke) de Ee (Y).
  • Het Germaanse woord lauha(z) ('open plek in een bos; bosje op hoge zandgrond') is in heel veel plaatsnamen terug te vinden als /loo/ of /le/. Voorbeelden: Almelo, Baarle, Dinxperlo, Heiloo, Leuven (van Lo-ven), Lotenhulle, Waterloo, Wattrelos.
  • In de plaatsnamen vinden we sporadisch een Saksisch element, zoals /-tun/ (Autun, Tungelroy), wat 'omheining' betekent. Een ander - verbasterd - voorbeeld is Waasten, waarvan de vroegere benaming Warnasthun verwijst naar 'hoeve van Warino'. We vinden deze uitgang nog steeds terug in het Engelse town. in Engeland vinden we voorbeelden als Norton, Easton, Wootton, Northampton en Southampton.
  • Het grootste aantal plaatsnamen in West-Europa is van Frankische[bron?] oorsprong. Zeer productief waren de constructies met een patronymicum in de genitief meervoud op /-inga/, gevolgd door /-sala/, /-isala/, /-ghem/, /-haim/ of /-gham/. Deze betekenen allemaal woning of 'woonplaats'. Enkele voorbeelden:
Dadizele: in 1147 vermeld als Dadingisila (Dado-inga-sala, 'woonplaats van Dado')
Poperinge: in 877 vermeld als Pupringahem (Pupurn-inga-haim)
Zwevegem: in 1063 beschreven als Sueuenghem (Swivo-inga-haim)
Betekom: in 1243 vermeld als Betenghem (Betto-inga-haim)
Doetinchem: in een 10e-eeuw handschrift vermeld als Ductinghem (Dutto-inga-haim)

De nederzettingen rond de burchten of forten uit de feodale tijd leidden tot namen op '/-burg/, die in sommige streken werd verfranst naar /-bourg/. Voorbeelden zijn Oostburg, Luxembourg (afkomstig van Lutzelinburg: 'de kleine burcht', nu nog heel duidelijk te zien aan de Luxemburgse naam Lëtzebuerg), Straatsburg, Limburg, Batenburg, Spakenburg, Den Burg, Dennenburg, Kraggenburg, Middelburg, Tilburg.

Christelijke bestanddelen

Aanvankelijk was de toponymische bijdrage van het christendom zeer beperkt. Dit was vooral te wijten aan het feit dat meer heidense volkeren (Germanen, Franken, Romeinen) in onze gewesten hun stempel op het maatschappelijke leven drukten. Toch zijn er woorden waarin we duidelijke religieuze invloeden kunnen terugvinden, zoals klooster (monasterium), dat we bijvoorbeeld terugvinden in Waasmunster (in 1019 vermeld als Wasmonasterium), Munsterbilzen, Ingelmunster, Nieuwmunster, Munstergeleen, Monster, Kloosterburen en Kloosterzande.

Uiteraard zijn vele plaatsnamen ook verwijzingen naar een kerk of kapel, zoals Zuienkerke (in 1110 vermeld als Siuuancherka: 'kerk gesticht door Swivo'), Serooskerke, Grijpskerke, Kerkenveld, Kerksken, 's-Heer Abtskerke, Wissenkerke en Kapellebrug.

Vanaf de 12de eeuw lag vaak de lokale patroonheilige aan de basis van de plaatsnaam. In vele gevallen verdween zelfs de oude naam, waardoor hij nu bijna onherkenbaar is. Voorbeelden zijn Sint-Omaars (vroeger Sitdiu) en Sint-Truiden (aanvankelijk Sarchinium). Minder verbasterde voorbeelden zijn Sint-Niklaas, Sint Annaland, Sint Annaparochie, Sint Annen, Sint Anthonis, Sint Geertruid, Sint Gerlach, Sint Hubert, Sint Isidorushoeve, Sint-Jacobiparochie, Sint Jansklooster, Sint Jansteen, Sint Johannesga, Sint Kruis, Sint Laurens, Sint Maarten, Sint Maartensbrug, Sint-Maartensdijk, Sint Maartensvlotbrug, Sint Maartenszee, Sint Michielsgestel, Sint Nicolaasga, Sint Odiliënberg, Sint Oedenrode, Sint Pancras, Sint Philipsland, Sint Willebrord, Sint-Job-in-'t-Goor, Sint-Lenaarts, Sint-Martens-Leerne, Sint-Amandsberg en Sint-Denijs-Westrem.

Herleiding

Suffixen, stammen en prefixen in toponiemen zijn onder andere:

   Akker
   Aarde
   Bake, bakel, baken
   Balderij
   Beek
   Beemd
   Berg of Bergen
   Bos
   Braak
   Brand
   Broek
   Brug
   Bruul
   Burg
   Chem
   Daal, dael, dal of del(le)
   Dam
   Deel
   Dijk(e)
   Donk
   Doorn
   Dorp
   Drecht
   Dries
   Gem
   Gestel
   (H)em, heem
   Hoek
   Holt of hout
   Hoorn
   Horn
   Horst
   Hoven of hof, hoof
   Hurk
   (I)acum
   Ingen
   Kapel(le) of Cappel(le): kapel, kapelle, kappel
   Karspel, Kerspel
   Kerk: kerk, kerke, kerken
   Klooster
   Koog
   Laar
   Lies, lis-, luisse(l)
   Lo(o), -le of -el
   Loon
   Made, mede, maat, meet
   Mark
   Meer
   Molen
   Muiden
   Munster of monster
   Pomp
   Poort
   Rode
   Sel, selle, zele, sele
   Schot(e), schoot
   Speet
   Stad
   Terp
   Til
   Vliet
   Voord(e) of voort
   Vorst
   Vroen of vroon
   Waard
   Wal(s) of Wassen
   Waes
   Werf
   Wierde, werd, warden
   wik
   Winkel
   Wolde of woud(e)
   Wolfs
   Zand(e)
   Zeel, zeil
   Zijl, ziel
   Zwet

Toponymische woordenboeken

Er bestaan verschillende verklarende plaatsnaamkundige woordenboeken:

Nederland en Vlaanderen

  • Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen, dr. J. de Vries, Aula-pocket, uitgeverij Het Spectrum, 1962
  • Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), Maurits Gysseling, 1960

België

  • Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu. 18 dln. Brugge, 1914-1938: K. De Flou

Nederland

  • Lexicon van Nederlandse Toponiemen tot 1200, Künzel R., D. Blok en J. Verhoeff, uitg. Meertens Instituut, Amsterdam, 1989
  • Nederlandse plaatsnamen, Gerald van Berkel, uitg. Spectrum 1995
  • Nederlandse plaatsnamen, Herkomst en historie, G. van Berkel en K. Samplonius, uitg. Spectrum 2007

Noot

  1. Component /ver-/ in adresnamen [1] NFB Meertens Instituut

Externe links