Schepenbank

Uit Genealogie Limburg Wiki
Versie door Loe Giesen (overleg | bijdragen) op 27 nov 2011 om 12:19 (→‎Taken en functies)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Nagespeelde zitting van een schepenbank op kasteel Montfort, 18 juli 2009.

Een schepenbank of dingbank was tijdens het Ancien Régime een college dat zowel een bestuurlijke als een rechterlijke taak had. Een schepenbank bestuurde een bepaald rechtsgebied en sprak er recht. De dingbank kon bestaan uit een of meerdere kerspels. De rechtspraak of jurisdictie was in handen van de landsheer (zoals bijvoorbeeld de hertog van Gelre) of van een plaatselijke heer (zoals bijvoorbeeld in Swalmen en Asselt en vele andere heerlijkheden).

Taken en functies

De rechterlijke taak was afhankelijk van de aard van de jurisdictie. Zo onderscheiden we de lagere, middelste en hogere jurisdictie. De lagere jurisdictie beperkte zich tot kleinere vergrijpen en eenvoudige zaken, bij de hogere jurisdictie werd ook recht gesproken over zaken waarop lijfstraffen of zelfs de doodstraf stond, zogenaamde halszaken. Andere rechterlijke taken waren bijvoorbeeld het passeren van overdrachten en het protocoleren van huwelijksvoorwaarden, vrijwillige schuldbekentenissen, delingen, testamenten, etc.

De bestuurlijke taak werd uitgevoerd in overleg met de geërfden. Het gemeentebeleid werd besproken op zogenaamde geërfdendagen, die lang niet altijd binnen de grenzen van de jurisdictie werden gehouden. Voor bijvoorbeeld Beesel, Belfeld en Swalmen vonden ze vaak plaats in een van de kloosters in Roermond of Venlo, die als geërfden grote belangen hadden. Bestuurlijke taken waren bijvoorbeeld schatheffing, het organiseren van voogdgedingen en visitaties (gewoonlijk beleid genoemd) en aanstelling van schoolmeesters, vroedvrouwen en kerkmeesters. Sommige ambten, zoals dat van de schatheffer, werden openbaar verpacht.

De schepenbank werd voorgezeten door de scholtis of schout, in oudere stukken ook aangeduid met de naam richter. Deze werd aangesteld door de landsheer of plaatselijke heer. Steden beschikten vaak over een eigen scholtis, dorpen deden vaak samen met een gezamenlijke landscholtis die geregeld (gewoonlijk iedere twee weken) samen met de schepenbank zitting hield. Bij afwezigheid van de landscholtis (en dat gebeurde nogal eens) werd de vergadering voorgezeten door de president schepen (gewoonlijk de schepen die het langst in functie was) of de gerechtsbode. Deze plaatsvervanger werd vaak aangeduid als stadhouder, maar we kennen ook akten waarbij de bode zich als voorzitter 'richter' of 'dagelijks richter' noemt.

De schepenen werden voorgedragen vanuit de gemeenschap, maar benoemd door de heer. Meestal werden twee of drie personen voorgedragen die geschikt werden geacht voor het schepenambt. Zolang de eed van 'trouw en zuiverheid' niet was afgelegd, was de kandidaat slechts provisioneel schepen. Na het afleggen van de schepeneed werden schepenen gewoonlijk benoemd voor het leven. De meeste schepenbanken hadden zeven schepenen, eventueel verdeeld over de verschillende kerspels. De meeste schepenen oefenden hun ambt ook uit tot aan hun dood; een enkele maal werd de functie neergelegd wegens zeer hoge leeftijd en het kwam ook soms voor dat schepenen uit hun ambt moesten worden gezet. De schepenen kwamen gewoonlijk voort uit de sociale bovenlaag van de bevolking en zeker in de late middeleeuwen waren dat vaak personen als pachters van de grote boerderijen (die vaak weer eigendom waren van de verschillende geërfden, die daarmee hun macht en invloed opnieuw versterkten). De schepenen kwamen niet alleen bijeen om te vergaderen, maar traden (met twee of meer personen) ook vaak op als getuigen bij allerlei gebeurtenissen, zoals verkopen, delingen, etc. Onder elkaar spraken de schepenen elkaar vaak aan als (mede)stoelbroeder. Op het platteland hadden slechts weinig schepenen een juridische achtergrond. Voor de eenvoudige zaken ging men uit van gewoonterecht, dat per plaats kon verschillen. Voor ingewikkelde zaken, waarvoor de schepenen zich niet wijs genoeg achtten, werd een beroep gedaan op het hoofdgerecht in een van de steden die hetzelfde recht hanteerden. Na een wijsenis van het hoofdgerecht werd het vonnis alsnog uitgesproken door de schepenen die ter hoofdvaart waren gegaan. Op deze manier bleef iedere schepenbank eindverantwoordelijk voor de aldaar uitgesproken vonnissen. Scholtis en schepenen samen werden ook wel aangeduid als gerichtslieden of gerichtspersonen.

Scholtis en schepenen werden in hun taken onder andere bijgestaan door de secretaris of landschrijver. Net als bij scholtis en landscholtis oefende eerstgenoemde zijn functie uit voor een enkele schepenbank, terwijl de landschrijver meerdere schepenbanken ten plattelande terzijde stond. De landschrijver was een griffier, die doorgaans net als de scholtis een juridische achtergrond had en de procedures kon bewaken. Hij zorgde voor registratie van akten, voor verslagen van rechtszittingen, voor afschriften en soms voor een vidimus. Evenals de scholtis verzuimde de landschrijver in de praktijk heel wat zittingen. Zijn taken werden dan meestal waargenomen door de jongste schepen, dat wil zeggen de schepen die het kortst in functie was. Zodra hij weer aanwezig was, bekrachtigde de secretaris dan alsnog de akten die tijdens zijn afwezigheid gepasseerd waren. Archiefbescheiden werden opgeborgen in een compe of schepenkom.

Scholtis, schepenen en secretaris werden in hun taken geholpen door de gerechtsbode, vaak kortweg bode genoemd. De bode was aanwezig bij rechtszittingen en openbare verkopen, plakte aankondigingen en vonnissen op de kerkdeur, zegde beslagleggingen aan, etc. etc. Omdat hij ook brieven bezorgde, was hij soms wat langer van huis. Ook de bode werd benoemd door de landsheer of plaatselijke heer. Als hij de scholtis verving, werd de bode ook wel aangeduid als 'dagelijks richter'.

Naast deze samenstelling van de schepenbank is het goed om enige kennis te hebben van de taken van de borgemeesters, schatheffer en gezworenen.

De schepenbank was veelal niet volledig aanwezig. Bij de meeste akten worden de namen van de aanwezige schepenen vermeld. Bij een voltallig aanwezige schepenbank spreekt men wel van 'gezamenlijke schepenen' of 'het geheele gericht'. Vaak ontbreken dan de individuele namen, wat genealogisch gezien natuurlijk jammer is.

Samenstelling van de schepenbank

Onderstaande links verwijzen naar overzichten van de samenstellingen van enkele schepenbanken:

  • Samenstelling van de schepenbank Beesel en Belfeld[1]
  • Samenstelling van de schepenbank Swalmen en Asselt[2]