Limburgs (taal) / Typologie

Uit Genealogie Limburg Wiki
Versie door Ad Welschen (aka AJW) (overleg | bijdragen) op 26 sep 2012 om 14:56 (Noot)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Limburgs (taal) / TYPOLOGIE


Door dr. Ad Welschen

Zie ook: Limburgs (taal) / Algemeen
Zie ook: Limburgs (taal) / Geschiedenis


Het Limburgs maakt deel uit van de volgende taal- en dialectgroepen: Indo-Europees > Germaans > Westgermaans > Nederduits > Nederfrankisch > Limburgs en Bergisch.

Het kan dus tot de Nederfrankische talen / dialecten worden gerekend, evenzeer als het Nederlands, waarbij men ze beide als varianten beschouwt van de Nederfrankische, tot het Nederduits behorende tak van het Westgermaans. Ze zijn dan ook geografisch te benoemen als Centraal Nederfrankisch, versus Zuid-Nederfrankisch. Daarmee zou het Limburgs in principe gelijkwaardig zijn aan het Nederlands. Men kan het Limburgs echter ook beschouwen als een variant of dialect van het Nederlands, dat er immers de 'dakfunctie' als cultuurtaal voor vervult (behalve uiteraard in het aangrenzende Duitse gebied waar ook nog Limburgse en Bergische dialecten worden gesproken, waarvoor het Duits deze functie vervult).

Het meest correct is het wel, te stellen dat het Limburgs zich in een tussenpositie bevindt tussen het Nederlands en het Duits. Het is een in sommige opzichten meer Duits gekleurde variant van het Nederlands. In onderstaande tabel (die de zogeheten Rijnlandse waaier schematiseert) wordt dat symbolisch weergegeven met de graderingen 0 (voor het Nederlands) en 1 (voor het Limburgs). Vanaf graad 2 spreken we van Middelfrankisch / Middelduits. Deze dialecten vertonen in hun klankkarakter een gradueel toenemende deelname aan het Hoogduits. Vanaf graad 6 wordt het Opperduits, in vol contrast met Nederduits.

Hoogduitse medeklinkerverschuiving

De Hoogduitse medeklinkerverschuiving werkte in op de oorspronkelijke stemloze plofklanken p, t en k, waardoor die in alle of in bepaalde posities verzacht werden tot resp. (p)f, (t)s en ch. Deze taalverschuiving bracht de scheiding teweeg tussen het Hoogduits en het Nederduits. De isoglossenbundel die de Hoogduitse van de Nederduitse talen scheidt, staat bekend als de Benrather linie
Naargelang de mate waarin de klankverschuiving is doorgevoerd wordt het Hoogduits weer onderverdeeld in Opperduits en Middelduits.

De Germaanse talen hebben allemaal in verschillende mate de Tweede Germaanse klankverschuiving doorgemaakt. Sommige klankverschuivingen gelden daarom voor bijna alle Germaanse talen [1], en sommige voor slechts enkele. Hoe meer zuidoostwaarts de taal gesproken wordt, des te meer kenmerken van de tweede klankverschuiving er in de taal voorkomen (Opperduits), en hoe meer noordwestwaarts de taal gesproken wordt, des te minder kenmerken van de tweede klankverschuiving er in de taal voorkomen (Engels). De meeste klankverschuivingen, maar niet alle, maken deel uit van het huidige Standaardduits, terwijl in westelijke Duitse dialecten veel minder klankverschuivingen voorkomen.

De tweede Germaanse klankverschuiving is alleen volledig doorgedrongen in de meest zuidelijke Duitse dialecten: het Zuid-Beiers ofwel Tirools, en het Hoog- en Hoogstalemannisch.[2]

In de meeste varianten van het Middelduits heeft de tweede Germaanse klankverschuiving zich slechts in een aantal gevallen gemanifesteerd, de zogeheten Rijnlandse waaier, als weergegeven in onderstaande tabel [3]. De meeste taalvariëteiten in de Rijnlandse waaier worden gerekend tot het Middelduits. Hoe noordelijker, hoe meer de taalvariëteiten op het Nedersaksisch respectievelijk het Nederfrankisch lijken.




ISOGLOSSEN binnen de RIJNLANDSE WAAIER
Graduele deelname aan de Hoogduitse medeklinkerverschuiving


noordelijk woord zuidelijk woord
Graad 0 : Nederlands en Nederduits
(Centraal-Nederfrankisch en Nedersaksisch in Nederland; Nederduits in Duitsland)
Uerdinger linie ik ich
Graad 1 : Limburgs (Zuidnederfrankisch)
(ook Düsseldorfer Platt en andere varianten van het Bergisch)
Benrather linie
----> grens tussen het Neder- en Middelduits
maken machen
Graad 2 : Ripuarische dialecten
(Keulen, Bonn, Aken)
Bad Honnefer linie (ongeveer grens Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts)

Eifel-Schranke

dorp dorf
Graad 3 : Luxemburgs, Moezelfrankisch
Linzer linie tussen zwischen
Bad Hönninger linie op auf
Graad 4 : Koblenzer Platt, Moezelfrankisch
Bopparder linie korf korb
Sankt-Goarse linie]
Hunsrück-Schranke
dat das
Graad 5 : Rijnfrankisch (bijvoorbeeld Palts-dialecten)
Spierse linie (Main-linie)
----> grens Middel- / Opperduits
appel apfel

Graad 6 : Opperduits



  • De isoglossenbundel die de Hoogduitse van de Nederduitse talen scheidt, is de Benrather linie. Op het uiterste zuidoosten van Nederlands Limburg na valt al het Limburgs gebied daarbuiten ('erboven'). Daarom behoort het Limburgs principieel tot (de Nederfrankische varianten van) het Nederduits. Het Limburgs vormt de overgang tussen de Nederfrankische dialecten in het westen (Nederlands) en de Middelfrankische (Duitse) dialecten in het aangrenzende zuidoosten.
  • Het Limburgs maakt deel uit van een dialectgroep die gekenmerkt is door duidelijke overeenstemmingen met Ripuarische, d.w.z. Rijnlandse of Middelfrankische dialecten met Keulen als centrum. Die overeenstemmingen betreffen vooral het vokaalsysteem en de intonatie; hier zou men van een Hoogduits of Rijnlands karakter kunnen spreken.[4]
  • Deze ook wel Zuid-Nederfrankisch genoemde dialectgroep wijkt structureel gezien niet minder sterk af van het Algemeen Nederlands (AN) of van de Hollandse dialecten dan het Nedersaksisch in Groningen, Drenthe, Overijssel en de Gelderse Achterhoek. Bovendien heeft het, taalhistorisch gezien, een even geringe bijdrage geleverd aan de evolutie van het AN als de Nedersaksische dialecten.[5] Ook in dit opzicht is de afstand van het Limburgs tot het AN te vergelijken met die van het Nedersaksisch.

Externe links

Noten

  1. Zo vinden we de verschuiving þ → d zowel in het Duits als in het Nederlands, maar niet in het Engels, vergelijk:
    Eng.: that, think, thirsty, brother, mouth
    Dui.: das, denken, durstig, Bruder, Mund
    Ned.: dat, denken, dorstig, broeder, mond
  2. In de laatste twee dialecten is /kch/ aan het begin van woorden veranderd in /ch/: k → kch/ch: kind→ Tirools: kchind, Hoog- en Hoogstalemannisch: chind.
  3. Met aanvullingen bewerkt naar de bron: [1]
  4. Bron: Streektaal.net: Limburg
  5. Vergelijk Streektaal.net: Limburg