Lijkschouwing

Uit Genealogie Limburg Wiki
Versie door AJW (overleg | bijdragen) op 23 aug 2008 om 18:30 (cat)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

In geval van een niet-natuurlijke dood werden al in de 17e eeuw verslagen van lijkschouwing opgemaakt door de schepenen.

Voor gegevens over overlijden en begraven van personen zijn we, zeker waar het de periode vóór circa 1800 betreft, over het algemeen aangewezen op de begraafregisters. Bij sommige personen noteerde een pastoor of kapelaan dan de doodsoorzaak, zoals bij Antonius Nelissen (1665) en Joannes Gereght (1766) uit Swalmen, beiden overleden tijdens verbouwingen van kasteel Hillenraad, of bij het dochtertje van Jacobus Gubbels (1743) dat verdronk bij de oliemolen in de Swalm. Steeds gaat het echter om een zeer summiere aanduiding waarachter vaak grote tragedies schuil gaan voor de mensen die het aanging.

Toch bevinden zich hier en daar archiefstukken die een bijzonder licht kunnen werpen op deze droeve omstandigheden. In het archief van de schepenbank Swalmen en Asselt bijvoorbeeld, bevindt zich zelfs een volledig dossier dat op deze manier een kijk geeft in het (gelukkig minder alledaagse) leven van onze voorouders. De meeste sterfgevallen in dit misschien enigszins luguber maar niettemin verhelderend dossier hebben betrekking op verdronken personen uit Swalmen en Asselt of personen van stroomopwaarts gelegen plaatsen, die hier aanspoelden. Maar ook andere doodsoorzaken treffen we aan in dit dossier. De lijkschouwingen oftewel 'visitaties' spreken in grote lijnen voor zich en hoeven nauwelijks te worden toegelicht.


Voorbeeld van een lijkschouwingsrapport

13 mei 1657

ASSELT - Verklaring afgelegd op verzoek van scholtis Meuter 'over t'opvisschen ende begraven van seeckere persoon onlancx in de Maese verdroncken.

Syl Cluevers, laetbode des hoffs tot Assel gedaegh ende naer voirhaldinge .. straffe des meineedts heeft naer presteringe ten behoirlijcken eede verclaert aldt te wesen bij de veertich jaeren.' Getuige verklaart dat hij op verleden donderdag, zijnde Hemelvaartsdag, uit de kerk is gekomen om naar huis te gaan, toen de advocaat Stijns, scholtis van genoemde laatbank, hem bij zich heeft geroepen en hem heeft meegenomen naar de Maas in de bemd genaamd de Legge, behorend tot genoemde hof, alwaar de verdronken persoon heeft gelegen, 'noch met de voeten in de Maese, waer bij stonden dry ruyters ende den soon van Jan Coenen met naeme Coen'. Syl kreeg hier van de scholtis opdracht om de dode samen met de ruiters op te nemen 'ende tot Assell op den verloeren kerkhoff begraeven'. Aan elk van de ruiters had de scholtis hiervoor elk een schelling beloofd; één ruiter van de twee die bij de dode stonden gaf hij meteen een schelling, aan de andere twee had hij beloofd dat Gordt Quijten, halfman, hen deze schelling zou geven, hetgeen ook later gebeurde. Zo werd 'den voorss. persoon met witsen om sijn lieff gebonden ende daer door twee stacken gestecken, alsoo desselven met hun vieren op den voorss. kerckhoff gedraegen.' 'Alswanneer de ruyters wegh gingen ende hij deponent het graeff gemaeckt hebbende met assistentie van den des voorss. Gordts knecht Jan van Buggenum, heeft hij deponent metten voorss. Jan den selven persoen met sijn cleederen, de wittsen doirgesneden sijnde, in het graff geleyt ende alsoo begraeven.'

Coen Coenen, oud ongeveer 25 jaar, verklaart dat hij op verleden donderdag, Hemelvaartsdag, uit de kerk is gekomen en had gehoord dat een verdronken persoon in de Maas was gevonden. 'Vuyt cuerieusheyt derwarts gegaen sijnde heeft den selven sien liggen in de Lenge [doorgehaald: Legge] mette voeten in het waeter bij hem staende dry ruyter, de welcke in des deponents presentie het buersken van den verdroncken hebben om getrocken, alwaer noch in waeren twee schielingen, dewelcke de gemelte ruyters wilden behalden, ende hij deponent tegens huer zeyde "Dat gelt het compt u nyet toe", seggende voirts "dat compt den scholtis, die moet het gelt hebben", alswanneer de voors. ruyters het gelt wederom op het hardt van den verdroncken persoon hebben nergelyet tot bijcompste van den laetscholtis Stijns, alswanneer de voirss. ruyters het gelt hebben opgenoemen, ende aen here scholtis gepresentert, wanneer hij scholtis [...] mette voirss. ruyters in Welsch heeft gesprocken, twelck hij deponent nyet en conde verstaen, dan heeft gesien dat de voorss. ruyters eenige witsen dreyden ende gebonden hebben om het lieff van den verdroncken (waerover hij deponent een wenich terug ginck int gras liggen mits den stercken rueck van den verdroncken gecauseert door het aenrueren), door welcke witsen sij twee stacken staeck ende alsoo de voors. dry ruyters neffens Sil Cluevers laetbode den selven draegende naer Assel op den verloeren kerckhoff, waernae hij deponent is ewegh gegaen, blijvende sitten op t'huys van den schepen Gerart Martens tot dat den voors. persoon begraven was.'

Getuigenverklaringen afgelegd ten overstaan van Gerart Martens en Heijncken Raijmeijckers, schepenen van Swalmen.

Ongetwijfeld bevinden zich ook in andere archieven vergelijkbare dossiers. Bezoek de Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen, en dan vooral de jaren 1657-1749, voor andere voorbeelden van deze visitatieverslagen.