Land van Cuijk

Uit Genealogie Limburg Wiki

Naar een tweetal artikelen in Wikipedia

Het Land van Cuijk is een voormalige heerlijkheid die in grote lijnen overeenkwam met het huidige gebied van de gemeente Cuijk (Nederambt) en het zuidelijk deel van de gemeente Boxmeer (Overambt). Tegenwoordig ligt het in het noordoosten van de provincie Noord-Brabant en wordt begrensd door de Maas en de Peel.

Geschiedenis

Oudheid en Middeleeuwen

Al uit de voor-Romeinse en Romeinse tijd zijn veel sporen van bewoning bekend[1]. De Romeinse weg van Nijmegen (Noviomagus) naar Maastricht (Mosae Traiectum) kruiste bij Cuijk (Ceuclum) via een houten brug de Maas, om vandaar naar Blerick (Blariacum) te gaan.

Van de andere dorpen zijn de vroegste bekende vermeldingen uit de Middeleeuwen, meestal na 900.

Al in de 11e eeuw was er sprake van een heer van Cuijk, die zich later graaf ging noemen. Als straf voor de moord op Floris de Zwarte werd rond 1133 de heer van Cuijk met zijn broer verbannen en het kasteel in Cuijk verwoest. Na hun terugkeer bouwden de broers een nieuwe burcht op een zandheuvel verder stroomafwaarts. Hieromheen ontstond de nieuwe hoofdstad Grave.

Hoewel leenman van Gelre vocht de heer van Cuijk in 1288 bij de Slag bij Woeringen aan de Brabantse kant. Hierdoor werd het Land van Cuijk onderhorig aan het Hertogdom Brabant.

Aan het einde van de 14e eeuw werd het Land van Cuijk verkocht aan de hertog van Gelre, Willem van Gulik (Hertogdom Gelre / Graven en Hertogen). In de 15e eeuw werd het weer bij het Hertogdom Brabant ingedeeld. Langzamerhand verloren de heren van Cuijk het leenheerschap over sommige dorpen: Oeffelt werd verkocht aan het Hertogdom Kleef (dat ook het tegenoverliggende Gennep bezat), en Boxmeer ontwikkelde zich tot een vrije heerlijkheid.

Het overgebleven land van Cuijk werd gesplitst in het Overambt (ten zuiden van Boxmeer, met dorpen als Vierlingsbeek, Maashees en Overloon) en het Nederambt (met dorpen als Beugen, Cuijk, Haps, Wanroij, Mill, Escharen en Neerloon).

Tachtigjarige oorlog en Republiek

Het Land van Cuijk werd in 1559 in pandschap aan Willem van Oranje gegeven. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Grave in 1602 door Maurits van Oranje veroverd. Het Land van Cuijk bleef in een onzekere positie tussen de Spaanse en Staatse Nederlanden, tot het bij de Vrede van Münster in 1648 bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kwam. Het werd bij Staats-Brabant gevoegd: een Generaliteitsland dat vanuit Den Haag bestuurd werd door de Staten-Generaal van de Republiek.

De katholieke godsdienst werd onderdrukt (maar gedoogd) en de kerken werden in beslag genomen door het handjevol protestanten dat de dienst uitmaakte. De katholieken waren in eerste instantie op een grenskerk te Oeffelt aangewezen, om na 1672 een schuurkerk aan de Molenstraat te mogen betrekken.

Na de stichting van de Bataafse Republiek in 1795 werden alle heerlijkheden opgeheven. Het Land van Cuyk werd deel van Bataafs-Brabant.

Landschap

Het Land van Cuijk bevindt zich in de Slenk van Venlo ten oosten van de Peel, waar tegenwoordig ook de Maas door stroomt. Van west naar oost is er een laaggelegen broekgebied (een vroeger Maasdal waar nu de Lage Raam door stroomt), en een langgerekte dekzandrug die overgaat in het huidige Maasdal.

Langs de Maas liggen veel weilanden, al sinds eeuwen omgeven door de Maasheggen: meidoornhagen die in mei in bloei staan. Deze zijn door hun unieke karakter een cultureel erfgoed. Naast de Maasheggen kent het land van Cuijk ook veel heide, waterplassen en bossen.

Het land van Cuijk was een arme streek. De boerderijen en dorpen waren gebouwd op zandruggen, die een soort eilanden vormden te midden van heide, waar het vee werd gehoed en hoogveen moerassen, waar turf werd gewonnen. Dit waren gemeenschappelijke gronden, die niet aan personen maar aan dorpen toebehoorden. De Maas overstroomde vrijwel iedere winter en bevroor bovendien vaak. Tussen Cuijk en Grave werd de dijk bij hoog water doorgebroken, zodat een extra Maastak ontstond, de Beerse Overlaat, die zich bij 's-Hertogenbosch weer bij de hoofdstroom voegde. Dit gebied behoorde echter voornamelijk tot het Kwartier van Maasland van de Meierij van 's-Hertogenbosch.

Vanaf 1850 werd de ontginning van de gemene gronden serieus ter hand genomen, waardoor ze in weiland en bos veranderden. Afwateringskanalen werden gegraven, verharde wegen werden aangelegd en nieuwe dorpen werden gesticht, met als laatste Landhorst. De infrastructuur werd in de loop van honderd jaar sterk verbeterd, zoals recentelijk nog met aanleg van A73 en A77. Optimalisering van de landbouw met behulp van kunstmest en de intensieve vormen van veehouderij brachten in de 20e eeuw welvaart in het gebied.

Heden

Tegenwoordig wordt tot het Land van Cuijk het noordoostelijk deel van de provincie Noord-Brabant gerekend. Dit gedeelte is vooral op de stad Nijmegen georiënteerd. Het bestaat uit de gemeenten Grave, Cuijk, Mill en Sint Hubert, Boxmeer en Sint Anthonis en is dus aanmerkelijk groter dan het historische gebied. In het gehele gebied wordt een Kleverlands dialect gesproken ("Land-van-Cuijks"). Twee rijkswegen doorkruisen het gebied: de A73 en de A77. Bestuurlijk bestaat er in het Land van Cuijk intensieve samenwerking met een drietal gemeenten uit Noord-Limburg. Samen met Bergen, Gennep en Mook en Middelaar wordt gesproken over de zogenaamde PIO-regio (platform integraal overleg).

Taal

Het Land-van-Cuijks, ook wel Cuijks genaamd, is het dialect dat gesproken wordt in het Land van Cuijk, het noordoostelijke gedeelte van de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Hoewel het Land van Cuijk zich in Noord-Brabant bevindt, is het dialect niet Brabants maar een variant van het Zuid-Gelders, hoewel het ook wel als een van de Oost-Brabantse dialecten wordt aangeduid. Het is zeer nauw verbonden met het Noord-Limburgs. Typische Brabantse kenmerken ten opzichte van het Zuid-Gelders zijn:

  1. woordvormen als mèrège (morgen),nij (nieuw) en het weglaten van de eind/-d/'s en /-t/'s (da en nie in plaats van "dat" en "niet");
  2. Bij het gebruik van een persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon enkelvoud wordt vaak gekozen voor "gij"/"ge" (de Standaard-Nederlandse /j/ is hier eigenlijk een allofoon van de /g/ in ge). Dit "gij"/"ge" wordt op dezelfde wijze gebruikt als in het Brabants. In vragende zinnen wordt bijvoorbeeld in plaats van het Standaard-Nederlandse "wil je" vaak gekozen voor wil-de waarbij de uitgang -de voortkomt uit een assimilatie van "wilt ge" . Spreekt men een oudere of onbekende aan, dan versterkt men met "gij", waardoor er een tautologische uitdrukking ontstaat: kun-de gij, wil-de gij.

Een duidelijk verschil met veel Brabantse dialecten is het veel voorkomen van umlautsvormen. Dit kan worden aangetroffen in verkleinwoordsvorming (póp - pupke), in woorden met oorspronkelijk een lange /ô/ (gruun betekent "groen"), bij de vervoeging van sterke werkwoorden en in de vorming van enkele meervouden.

Noot

Externe links

  • Zie voor het Geslacht van Cuijk: [1]
  • Zie voor de Brabants-Limburgse overgangsdialecten: [2]