Kasteel Borgharen

Uit Genealogie Limburg Wiki

Zeer gedeeltelijk naar Wikipedia

Kasteel Borgharen is een kasteel gelegen ten noorden van Maastricht in het gelijknamige dorp Borgharen. De locatie aan de Maas is geen toeval, want in de vroege Middeleeuwen was op dit punt een goede mogelijkheid geboden om tol te heffen op het scheepvaartverkeer van en naar Maastricht.

Naam

Een aannemelijke verklaring voert de naam terug op hara ('zandige heuvelrug'). Knippenberg verklaart de naam Borgharen als: een heuvelachtig terrein waar een burcht stond. Het wordt voor het eerst vermeld in 1178 in een bul van paus Alexander III als Hara. Op 27 Mei van dat jaar nam Paus Alexander III de goederen van de proosdij Meerssen onder zijn bescherming. Bij deze goederen bevond zich een cijnsrecht van vijftien stuiver gelegen te Hara.

In de zestiende en achttiende eeuw wordt het Opharen genoemd, ter onderscheiding van het naburige Neerharen op de linker Maasoever. Reeds in 1474 komt echter ook de naam Borchaeren voor.

Het geslacht van Haren

De eerste heren van Borgharen noemden zich naar het dorp van Haren. In de Chroniek van Maastricht van Flamant lezen wij: 'Ditzelfde jaar (1231) was Adam van Haren, heer van het dorp Borgharen, voogd van Maastricht en woonde in de Spilstraat in een huis genaamd "Die Alde Hochterpoort" en later bekend onder de naam de "Harenpoort".'

De familie van Haren was een aanzienlijke familie, die in de dertiende eeuw te Maastricht vooral bestuurlijke functies bekleedde. De ridders van Haren stonden reeds vroeg in dienst van de Hertog van Brabant. Het kasteel te Borgharen is in 1318 geheel verwoest; de heerlijkheid werd door de Heer van Valkenburg aan Brabant overgedragen.

De lijn van afstamming van vader op zoon was: Adam I (vermeld tussen 1217 en 1244) > Ogier I > Adam II (beiden vermeld in 1263 en 1284) > Ogier II > Ogier III > Adam IV (zie: dr. Pieter van der Vliet, Onno Zwier van Haren (1713-1779), staatsman en dichter, Hilversum: Verloren 1996, p. 15)

Er is ook een ridderhofstede (versterkte herenboerderij) Huis Haeren bij Voerendaal. Ook deze is eigendom geweest van de de familie Van Haren. De eerste vermelding in de archieven over het bestaan van dit kasteel dateren van 1296 waar het als eigendom van Ogier van Haren wordt genoemd.

Het betreft hier Ogier II van Haren, heer van Borgharen, wiens broer Johan later te Voerendaal overlijdt (1320).

Vroege geschiedenis

Het kasteel was oorspronkelijk een fort in de vorm van een sterke toren. Toen het Karolingische Rijk van Karel de Grote na zijn dood (28 januari 814) uit elkaar begon te vallen, was er al sprake van een eerste vermelding van Borgharen. In die tijd maakten de Noormannen de omgeving van Maastricht onveilig, hetgeen reden was om deze stad te gaan beschermen door in de omgeving een aantal verdedigingswerken te bouwen. Zo werd eind negende eeuw, op een strategisch punt aan de Maas, de verdedigingstoren van Borgharen gebouwd in de vorm van een vierkante, versterkte toren, een "Donjon". Deze toren was toen in het bezit van de heren van Valkenburg en beschermde de westgrens van hun heerlijkheid en beheerste de toegang tot Maastricht. In 1217 waren de ridders van Haren in het bezit van Burcht Haren. Zij hieven namens de heren van Valkenburg tolgelden aan passerende handelaren en schepen op de Maas. Toen de tolgelden alsmaar hoger werden en de ridders zelfs overgingen tot berovingen werd er ingegrepen door de prins-bisschop van Luik, Adolf van der Marck. Hij stuurde een leger op strafexpeditie naar Borgharen (1318). Door een krijgslist wist hij zich meester te maken van het kasteel. De burcht werd verwoest en in brand gestoken. Alle bewoners kwamen om in de brandende puinhopen. Slechts een van de bedienden wist te ontkomen door in het Frans de soldaten ervan te overtuigen, dat hij in opdracht van de prins-bisschop diens bed uit het kasteel moest weghalen.

Bewoners

De nieuwe eigenaar werd de hertog van Brabant. Na enkele jaren gaf deze het kasteel weer in leen aan de familie van Haren nadat deze weer door de hertog in genade was aangenomen. De familie Van Haren stond in hoog aanzien in de omgeving. Heer Jan Hoen van Hoensbroeck huwde met een dochter Van Haren en zij schonken op hun beurt aan hun dochter een kasteel dat kasteel Haren werd genoemd. De naam van de ridders van Haren bleef echter verbonden aan Borgharen tot hun kleindochter huwde met Arnold van Hamal van Elderen, bevriend met de hertog van Brabant. Mede hierdoor en op zijn inspraak werd het riddergoed verheven tot een heerlijkheid.

In 1406 komt het Bourgondische huis aan de macht. In Borgharen regeerde de oud-schildknaap en tafelschenker van Philip de Stoute namelijk Arnold van Hamal. Hij had de heerlijkheid van de familie van Haren geërfd. In 1440 schenkt hij het dorp aan zijn vijfde kind Margaretha van Hamal die het 10 jaar later (1450) als bruidsschat inbrengt in het huwelijk met Frederik Scheiffart van Merode. Hun zoon, Koenraad Gerard, ridder van de Gulikse St Hubertus-orde verbouwt rond 1500 het kasteel.

Herman Scheiffart van Merode vestigt zich in 1543 in het kasteel. Hij was gereformeerd. Na beëindiging van de Tachtigjarige Oorlog werd Borgharen dan ook aan de Verenigde Provinciën toebedeeld en werd de kerk van Borgharen protestants. De plaatselijke bevolking nam dit echter niet en de kerk moest het ontgelden. Pas na de Franse Inval in de Nederlanden in 1672 werd Borgharen weer katholiek en kwamen er nieuwe heren in Borgharen. De eerste was Luitenant-Kolonel Philibert van Isendoorn à Blois, die het kasteel koopt als hij in 1648 commandant van de stad Maastricht wordt.Deze Philibert overleed in 1667 en ligt met een aantal andere familieleden in de grafkelder van Borgharen, Van de beide families Isendorn à Blois en De Agris is in de toegangsbrug een steen ingemetseld met daarop de familiewapens.

Na het overlijden van Jonker Wolter van Isendoorn à Blois (zoon van Philibert) komt het kasteel in 1680, door veiling, in handen van Jan Willem van der Heyden à Blisia. In 1732 komt kasteel Borgharen in handen van de familie de Rosen. De dochter van Jan Willems zoon, Edmond Conrad, trouwt in dat jaar met Baron Michiel Hendrik de Rosen. De familie De Rosen bleef eigenaar tot 1850, vervolgens vicomte de Brigode de Kemlandt, Michael Fedinand de Sélys Lonchamps tot 1911. Doordat zijn dochter Jeanne trouwde met Adalbert P.E.J. de Rosen kwam het kasteel weer in handen van de familie de Rosen. De in 1905 geboren Simone de Rosen erft het kasteel nadat ze is getrouwd met Baron George de Moffarts.

Baron de Moffarts verkocht het kasteel in 1953 aan de Amsterdamse hoteleigenaar A.G. de Cocq, waarna het in 1975 verkocht werd aan de huidige eigenaren Herder Veenhuizen, een antiquair en restaurateur, en zijn echtgenote. Het kasteel verkeerde in zeer slechte staat. Inmiddels is het kasteel volledig gerenoveerd en geheel voorzien van stromend water, stroom en centrale verwarming. In het kasteel bevinden zich nu een dertigtal appartementen in oude stijl. Enkele jaren geleden werd de spits van de rechter hoektoren vernield door blikseminslag. Momenteel (2008) staat het kasteel te koop.