Hertogdom Gulik

Uit Genealogie Limburg Wiki

Gulik (Duits: Jülich), met als hoofdplaats de gelijknamige stad, was een tot de Nederrijns-Westfaalse Kreits behorend hertogdom binnen het Heilige Roomse Rijk. Het omvatte een lang, smal gebied langs de Roer, tussen het gebied van de bisschop van Keulen (het keurvorstendom Keur-Keulen) en dat van prinsbisdom Luik, direct grenzend aan het huidige Nederlands Nederlands Zuid-, Midden- en Noord-Limburg. Door zijn ligging en omvang zou dit kreitsgrensland gezien kunnen worden als een Duitse voorloper of pendant van de huidige Nederlandse provincie, die toen zelf nog verre van een eenheid vormde. Ook taalkundig sluit het geheel bij Limburg aan. De Limburgse dialecten lopen aan de oostzijde over in de Nederrijnse.

Relatieve onbekendheid

Vanzelfsprekend hebben er altijd relaties met de Nederlanden bestaan. Dat blijkt alleen al uit het voorkomen in Nederland van familienamen als Van Gulik, Van de / der Gulick, maar ook in varianten als Gulickx, Guliker, Gulikers, of in de Duitse vorm Jülicher. In het bijzonder de huidige Landkreis (district) Heinsberg, met onder meer de huidige grensgemeenten Selfkant, Gangelt en Waldfeucht, had vanouds nauwe betrekkingen met de Limburgse gewesten en het hertogdom Gelre, maar ook met de overige Nederlanden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de herkomst van Gerardus Mercator.
Niettemin is de geschiedenis van dit hertogdom in Nederland weinig bekend. Dat komt mede doordat de staatkundige status van Gulik vaak wisselde en het landje zelf ook niet zo prominent was. Lange tijd was het hertogdom verenigd was met twee naburige kleine hertogdommen in het Rijnland, te weten Berg en Kleef. Het Land van Gulik zelf was toen niet meer het zwaartepunt van het hertogdom. Toch is het Gulikse gewest voor Nederlandse geschiedenis ook relevant, en dat niet alleen omdat het eigenlijk de directe oosterbuur was van de huidige Nederlandse provincie Limburg. In deze provincie zijn namelijk een aantal kleinere, maar belangrijke gebiedsdelen opgenomen die lange tijd Guliks grondgebied waren.

Graafschap

--> Zie ook: Hertogdom Gulik / Graven en Hertogen

Gulik was oorspronkelijk een Romeinse pleisterplaats aan de rivier de Roer. Later vestigden de Franken zich er en werd Gulik de hoofdplaats van een graafschap. Rond 900 werden het ambt en de titel graaf erfelijk. Gerard van Gulik, een van de eerste graven, hielp in 900 koning Zwentibold te verslaan en trouwde vervolgens met diens weduwe. Het bezit en de rijkdom van het graafschap werd door een ander huwelijk in 1172 zeer vergroot.

De stad Gulik raakte ook betrokken in conflicten over de troonopvolging in het Heilige Roomse Rijk en werd hierbij eerst door de keizer in 1114, en precies een eeuw later door de koning verwoest. De stad kreeg daarna te maken met de veroveringsdrang van Keulse aartsbisschoppen, met wie de graven een eeuw lang strijd voerden. Bisschop Koenraad verwoestte de stad nog een keer in 1239, en diens opvolger Siegfried deed dat in 1278.

Dat de graven een geschikte huwelijkspolitiek voerden bleek opnieuw in 1266, toen Willem V van Gulik trouwde met Maria, een dochter van Gwijde van Dampierre en Machteld van Béthune. Dit resulteerde in een bondgenootschap met het graafschap Vlaanderen. Hij werd, tezamen met zijn vader Willem IV, in 1278 in Aken gedood tijdens een straatgevecht met oproerige inwoners. Willem werd opgevolgd door zijn broer Walram. Deze stond in 1288 tijdens de Slag bij Woeringen tegen Keulen aan de kant van de overwinnaars (Brabant), waardoor het graafschap definitief onafhankelijk bleef.

De zoon van Willem V, die naar zijn vader werd genoemd en die we nu kennen als de roemruchte Willem van Gulik, speelde een belangrijke rol bij het verzet van de Vlamingen tegen de annexatiepolitiek van de Franse koning Filips de Schone. Hij was hun leidsman tijdens de Guldensporenslag. Hij stond aan het hoofd van de Vlaamse troepen in een nieuwe, ditmaal verloren confrontatie met de Fransen in de slag bij Pevelenberg in 1304, waar hij sneuvelde.

Hertogdom

--> Zie ook: Hertogdom Gulik / Graven en Hertogen

In de komende eeuwen wisten de heren van Gulik door huwelijken en erfopvolging hun macht steeds te vergroten. In 1356 werd het graafschap een hertogdom. In 1423 werd het hertogdom Gulik verenigd met het hertogdom Berg aan de rechterzijde van de Rijn en ging het Land van Gulik een nieuwe fase in. In 1521 kwamen daar nog het hertogdom Kleef en het graafschap Mark bij. De stad Gulik was toen niet langer meer de hoofdstad van het land. Sinds 1189 was Düsseldorf een bezit geworden van het graafschap Berg en vormde het daarvan de westelijke grenspost. Na de Slag bij Woeringen in 1288 verleende graaf Adolf V van Berg het dorp Düsseldorf stadsrechten. In 1385 verklaarde de hertog van Berg dit Düsseldorf tot zijn residentie. Na 1423 kan men niet meer spreken van het hertogdom Gulik in engere zin. Gulik is dan niet langer een eigen staatje, maar wordt een onderdeel van een gedisloceerde politieke eenheid aan de Nederrijn, waartussen het Aartsbisdom Keulen een wig vormt.
In de 16e eeuw had de hertog Willem de Rijke van Kleef en Gulik (uit het huis Mark) tijdelijk ook nog het hertogdom Gelre in zijn bezit. Het bezit van dit hertogdom werd echter betwist door Karel V. Deze trok daarbij aan het langste eind. Dit vormde een keerpunt in de Gulikse uitbreiding aan de Nederrijn. Het Traktaat van Venlo van 7 september 1543 bezegelde het einde van de zelfstandigheid van het hertogdom Gelre. Hertog Willem de Rijke moest zijn aanspraken op Gelre en het daartoe behorende graafschap Zutphen opgeven ten gunste van de Habsburgse keizer Karel V, die het gebied bij zijn Nederlandse bezittingen voegde. Hiermee kwam tevens een einde aan de Gelderse Oorlogen, die in 1502 waren begonnen en waarin de hertogen van Gelre, eerst Karel van Gelre en later Willem van Gulik, gesteund door de Fransen, tegenover Karel V stonden.
Willem behield bij het verdrag het aanvankelijk eveneens door de Habsburgers bezette Gulik (waartoe ook Tegelen, Sittard, Born en Susteren behoorden) en Kleef. Hij diende het katholieke geloof te behouden. Kennelijk hechtte Karel V meer belang aan de inlijving van Gelre, dat van dan af tot de Zeventien Provinciën zou behoren, dan aan Kleef en Gulik, hoewel daar eveneens Nederrijns-Dietse dialecten werden gesproken. [1] Gulik en Kleef zouden daarentegen deel blijven uitmaken van de Westfaalse Kreits, een van de tien kreitsen binnen het Heilige Roomse Rijk, geografisch de oostelijke buur en een soort pendant van Karel V's Bourgondische Kreits.[2] Het bestuur van de kreits werd aanvankelijk gevoerd door de hertog van Gulik, later werd deze gedeeld door de bisschop van Münster, de hertog van Kleef en de hertog van Gulik. Het archief van de kreits bevond zich in Düsseldorf.

Gulik en Berg

Toen het regerend geslacht van Gulik-Kleef-Berg met hertog Johan Willem van Kleef en Gulik op 25 maart 1609 uitstierf, vochten de erfgenamen een militaire strijd uit, die duurde tot 1614 en bekend staat als de Guliks-Kleefse Successieoorlog. De bezittingen werden verdeeld tussen de hertog van Palts-Neuburg (Gulik en Berg) en de keurvorst Johan Sigismund van Brandenburg (Kleef en Mark). Bij het overlijden van de laatste hertog van Palts-Neuburg in 1742 gingen Gulik en Berg over naar de hertog van Palts-Sulzbach, die vanaf na 1777 ook hertog van Beieren werd. Daarmee was Gulik in feite gedegradeerd tot de verre bezitting van een hogere heer.

Onder Franse bezetting

Tijdens de Franse bezetting van het Rijnland (vanaf 1803), die tot aan de Rijn strekte, vormden de voormalige hertogdommen Gulik en Kleef een deel van de Franse republiek en later van het Keizerrijk Frankrijk. Ook het keurvorstendom Keulen en de stad Aken vielen onder de bezetting. Zo werden de voormalige rivalen Keulen en Gulik voor het eerst in eenzelfde bestuurlijk verband gebracht. Het Departement van de Roer werd samengesteld door de samenvoeging van het graafschap Gulik, het hertogdom Kleef, de vrije stad Aken, een deel van het aartsbisdom Keulen en het Pruisische deel van Gelder. In 1805 werd er nog de stad Wesel aan toegevoegd. De hoofdstad was Aken.

  • Het District (arrondissement) Aken, met daarin onder meer de kantons Aken, Heinsberg, Monschau en Sittard, nam de min of meer de functie van Gulik over als grensprovincie van het eveneens nieuw gevormde Departement van de Nedermaas op het Limburgse grondgebied.
  • Het District (arrondissement) Kleef' omvatte de volgende kantons in het Land van Kleef en van Gelre: Kleef, Geldern, Goch, Horst, Kalkar, Kranenburg, Wankum, Wesel en Xanten. Een deel van het latere Nederlands Noord-Limburg viel hieronder.

Gebiedsdeling tussen Nederland en Pruisen

Na de nederlaag van Napoleon in 1814 annexeerde Pruisen het Rijnland. Van dan af gebruikten de Pruisische koningen en de Duitse keizers de titel van hertog van Gulik.
Op het Congres van Wenen in 1815 werden beide departementen verdeeld tussen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Pruisen. Bij de Nederlandse provincie Limburg kwam alles aan de linkeroever van de Maas, alsmede een smalle strook op de rechteroever met inbegrip van Gennep, Tegelen en Sittard. De rest was voor Koninkrijk Pruisen, dat al het verdere gebied links van de Rijn in zijn bezit kreeg. Samen met het hertogdom Berg, delen van het voormalige hertogdom Gelre, het vorstendom Meurs en het Groothertogdom Beneden-Rijn werd dit hele gebied aan de Beneden-Rijn verenigd tot de grote Rijnprovincie van dat koninkrijk. Thans is deze provincie weer over twee deelstaten verdeeld. Het noordelijke deel vormt nu de helft van de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen, het andere maakt nu het noordelijk deel uit van Rijnland-Palts.

In het westen kwam het voormalige Gulikse gebied dus niet geheel in Pruisische handen. Bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waartoe Rusland belangrijke steun verleende, moest Pruisen enkele strategische Gulikse bezittingen aan de Maas prijsgeven aan de Nederlanden.

Sittard

De eerste betrof het meest westelijke stukje, namelijk het Ambt (district) Born met de plaatsen Susteren, Sittard, Born, Grevenbicht, Urmond en Berg, waar Gulik altijd toegang tot de Maas had gehad en tol had kunnen heffen bij Urmond. Zie de ligging van dit district als een smalle westelijke uitstulping op het nevenstaande kaartje, dat de situatie in 1477 weergeeft. In deze grenssituatie zou tot aan de Franse tijd geen verandering komen.

Het is weinig bekend, dat Sittard bijna vier eeuwen lang Guliks is geweest. Rond 1200 maakte het al wel deel uit van het hertogdom Limburg, dat Sittard in 1243 stadsrechten verleende. Later kwam de heerlijkheid Sittard onder de Valkenburgers. In 1400 echter werd Sittard, samen met Born en Susteren voor 70.000 goudgulden verkocht aan de hertog van Gulik. De stad behoorde tot aan de Franse tijd (1794) bij dit hertogdom, dat zich daarmee een kostbare en lucratieve toegang tot de Maas had verschaft.

Dit gebied werd pas in 1815 Nederlands. Pruisen verloor daarmee zijn belangrijkste toegang tot de Maas. Zijn westgrens kwam nu te liggen bij de Rode Beek in het grensdorpje Millen (nu gemeente Selfkant (D)). Het strategisch belang van dit kleine stukje grondgebied was voor Nederland nog vele malen groter dan voor Pruisen. Het gevolg was, dat Sittard en omgeving nu een verbinding vormde tussen de voorheen losse Nederlandse delen van Midden- en Zuid-Limburg, waardoor ook de latere Nederlandse provincie Limburg eindelijk een aaneengesloten geheel kon vormen. Deze territoriale verbinding (de bekende flessehals) zou al direct, maar vooral in de 20e eeuw, van cruciaal logistiek en economisch belang worden voor heel Nederland. De hoogst belangrijke drievoudige verkeersverbindingen parallel aan de Maas tussen Maastricht en Roermond, namelijk een spoorweg, de autosnelweg A2 en een nieuwe vaarroute (het Julianakanaal)), konden daar later aangelegd worden.

Grevenbicht

In het begin van de veertiende eeuw was Grevenbicht een vrije heerlijkheid in het bezit van Godfried van Heinsberg. In de loop van die eeuw kwam dit Bicht met Heinsberg in bezit van de graaf van Gulick en ontstond de naam Grevenbicht.
In 1472 zou 'een dochter van de graaf' de heerlijkheden Heinsberg en Grevenbicht als huwelijksgeschenk mee hebben genomen in haar echtverbintenis met hertog Willem van Gulick, voor zover deze informatie althans correct en eenduidig is.[3] Om welke graaf het hier gaat wordt duidelijk uit een andere bron.[4] Het was de vrouwe van Kessenich en Grevenbicht die rond 1330 deze goederen verkoopt aan Graaf Willem van Gulick. Deze geeft ze in 1335 in leen aan Oyst I van Born te Elsloo.[5] Oyst I van Born stierf jong en zijn vrouw Katharina trouwde voor de tweede keer met Reinhard I Mascherel von Schönforst (Schoonvorst), Herr von Schönforst, zu Valckenburg und Monschau (1308-1375). Na het kinderloze overlijden haar zoon van Oyst II vermaakt Katharina, weduwe van Oyst I, in 1361 onder meer Grevenbicht aan haar tweede schoonvader Reinier van Schoonvorst. Conrad I van Schoonvorst, halfbroer van Oyst II, wordt vervolgens (in 1374) heer van Elsloo, Bicht en Catsop. [6] Tot 1453 zijn de heren van Schoonvorst heer van Grevenbicht. Daarna is de vrije rijksheerlijkheid Grevenbicht waarschijnlijk teruggevallen op de hertogen van Gulick en in het bezit gekomen van de heren van Heinsberg. [7]
Grevenbicht werd in 1524 door Gulick verpand aan de familie van Vlodrop, welke verpanding in 1567 weer werd ingelost. Door het terugbetalen van de pandsom werd de formele heer, de hertog van Gulick, weer de feitelijke heerser. Grevenbicht kwam onder het administratief beheer van de Gulickse ambtman van Born. De onderdanen van Grevenbicht bleven zich echter verzetten tegen het betalen van belastingen die door het ambt Born werden opgelegd.
De hertog van Gulick erkende in 1646 de vrijheid van Grevenbicht ten opzichte van het ambt Born. Kort daarna verkocht de hertog de heerlijkheid Grevenbicht (de grondheerlijke rechten, niet de soevereiniteit) aan Johan Arnold graaf van Leerodt. Grevenbicht bleef evenals de heerlijkheid Born (met Buchten, Holtum en Guttecoven) tot de Franse Tijd (1794) in bezit van de familie de Leerodt. [8]

Eygelshoven

De voormalige Nederlandse gemeente Eygelshoven, tegenwoordig gemeente Kerkrade, was een deel van het `land van Ter heyden` of `Heydener ländchen`, samen met de Duitse plaatsen Horbach en Richterich, met als `bestuurscentrum´de waterburcht Heyden bij Horbach. Het voormalig waterslot 'Haus Heyden' is in 1371 aan de hertogen van Gulik (toen tevens van Gelre) gekomen, zodat de uitgeleende som door de hertogen van Gulik/Gelre moest worden terugbetaald. Als onderpand had heer Godart de dorpen Richterich, Bank, Berensberg, Steinstrass (=Horbach) en ”Eigelshoven’ gekregen. Zo ontstond de 'Heerlijkheid (das Ländchen) Ter Heyden'. Dit gebied was mogelijk een restant of opvolging van de voormalige Karolingische keizerpfaltz Richterich, een ontgonnen gebied langs de Ansteler beek vanaf de bron bij Richterich (ten zuiden van Aken) tot de monding van het beekje in de Worm bij de grens Eygelshoven - Rimburg. Van 1361 tot 1794 is Eygelshoven als enclave Guliks gebied gebleven, omgeven door Oostenrijks, Staats en Rimburgs gebied.

Melick en Herkenbosch

Hoewel oorspronkelijk Gelders, en geen Guliks grondgebied, en niet direct aan de Maas gelegen, moeten hier ook Melick en Herkenbosch genoemd worden, thans gemeente Roerdalen. Tussen Vlodrop en Roermond werd het grensgebied aan Nederlandse zijde met deze plaatsen opgevuld, en de afstand van Pruisen tot de Maas verruimd, waardoor het natuurgebied de Meinweg (thans een nationaal landschapspark) een Nederlands bezit werd. Daar stond wel het verlies van Nederkruchten met Elmpt in dezelfde regio tegenover. In de Franse tijd had dat kanton tot het Departement van de Nedermaas gehoord.

Tegelen

Een andere uitzondering betrof de meest noordelijke punt van Gulik, Tegelen aan de Maas. Ook dat stukje kwam aan Nederland, zodat Pruisen nergens meer directe toegang tot de Maas bezat en Nederland de volledige controle over deze rivier verkreeg. Tegelen, nu een deelgemeente van Venlo, hoort dus pas sinds 1817 bij Nederland, al is ook dit in Limburg weinig bekend.

Gennep

Ook in het uiterste noorden van de huidige Nederlandse provincie Limburg kwam een stukje Pruisisch grondgebied nu aan Nederland. Daarbij betrof het geen oorspronkelijk Guliks, maar wel Kleefs gebied, namelijk het stadje Gennep en omgeving (Mook, Ottersum, Heijen, Siebengewald), het Opper-Gelderse Afferden en het nu Brabantse Oeffelt. Na het Congres van Wenen werd besloten dat Pruisen de Maasscheepvaart niet mocht beïnvloeden. Met een kanonsschot (800 rijnlandse roeden, ca. 3000 m) keek men hoe ver Pruisen van de Maas moest komen te liggen. Hierdoor kwamen ook Gennep en omgeving binnen het nieuwe Verenigd Koninkrijk der Nederlanden te liggen.

Dialect

De lokale Limburgse spreektaal is in de beide plaatsen Sittard en Tegelen zelfs nu, bijna twee eeuwen na de aansluiting bij Nederland, nog steeds anders dan die van het naburige Geleen, respectievelijk Venlo. In beide gevallen bezit Nederland dus nog hoorbaar een stukje Guliks erfgoed in Midden- en Noord-Limburg. Het zal echter interessant zijn te zien hoe lang deze verschillen zich nog zullen kunnen handhaven, nu zowel Sittard (met Geleen en Born) als Tegelen (met Venlo) een gemeentelijke fusie zijn aangegaan.

Wapen van de provincie Limburg

Vergelijk het Wapen van de provincie Limburg met het stadswapen van Gulik.

Het belang van dit erfgoed in algemene zin wordt ook op heraldische wijze tot uitdrukking gebracht. Het gevierendeelde provinciewapen van de Nederlandse provincie Limburg bevat namelijk ook de ongekroonde leeuw van Gulik (rechtsboven), naast die van Valkenburg en Gelder, en de hoorns van Ho(o)rn(e).


Bestuurlijke indeling

Administratieve indeling in ambten[9]

  1. Aldenhoven
  2. Brüggen
  3. Bergheim
  4. Boslar en Linnich
  5. Kaster
  6. Koslar
  7. Dahlen
  8. Düren
  9. Eschweiler
  10. Euskirchen
  11. Gladbach
  12. Grevenbroich
  13. Geilenkirchen
  14. Jülich
  15. Heimbach
  16. Heinsberg
  17. Jüchen
  18. Monschau
  19. Millen
  20. Münstereifel
  21. Nideggen (Oberamt Nideggen, Niederamt Nideggen en Hofgeding Zülpich)
  22. Neuenahr
  23. Pier en Merken
  24. Randerath
  25. Sinzig en Remagen
  26. Sittard en Born
  27. Tomburg
  28. Wassenberg
  29. Wilhelmstein

Auteur

Ad Welschen

Bron

Dit artikel is bewerkt naar een paragraaf in:

  • A.J. Welschen: ‘Herkomst en geschiedenis van de familie Welschen en de geografische verspreiding van deze familienaam’, afl. I en II, in: Limburgs Tijdschrift voor Genealogie 30 (2002), 40-53 en 68-81, plus afzonderlijke bibliografie in: Limburgs Tijdschrift voor Genealogie 31 (2003), 34-35.

Noten

  1. Dit territorium werd vervolgens aangeduid met de wisselende termen Pays-Bas, Nederland, Belgia, of de Nederlanden.
    Jean Stengers 2000: Histoire du sentiment national en Belgique des origines à 1918, tome 1, Les Racines de la Belgique, éditions Racine, Bruxelles, p. 77.
  2. In de 16de eeuw werd deze kreits nog Nederlands-Westfaalse Rijkskreis genoemd.
    (Winfried Dotzauer 1998: Die deutschen Reichskreise (1383-1806), Stuttgart, 297; online bij Google books).
    De Duitse gebieden van de Westfaalse Kreits liggen thans geheel binnen de bondsstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.
  3. In deze bron wordt ten onrechte gedoeld op de graaf van Loon, zie: [1], tweede alinea. De onderliggende bron bij deze inleidende tekst zou volgens de literatuuropgave kunnen zijn: A. Munsters M.S.C. (1944): 'Grevenbicht-Heinsberg', in: De Maasgouw 64, 13-20, maar de hier gemaakte fouten kunnen niet aan aan deze auteur worden toegeschreven.
  4. F.Th.W. Smeets (1978): 'Grevenbicht en de heren van Grevenbicht', in: R. Janssen e.a. Born - een koninklijk domein met een boeiend verleden, Born: Gemeente Born, 235.
  5. Oist, heer van Elsloo en zijn vrouw Katharina ontvingen in 1335 de heerlijkheid Kessenich met Grevenbicht in leen van graaf Willem van Gulick in ruil voor erfelijke afstand aan Gulick van het slot en het land van Wildenburg, de stad Wildenburg, de heerlijkheid Amel en de goederen in Oestlingh, met de hoge en lage rechtspraak, de vazallen en borglieden, ministrialen en met de goederen aan de andere kant van de Moesel, die hij (Oyst) van zijn schoonmoeder en de moeder daarvan nog te verwachten had. -- Bronnen: P. Geuskens (1978): 'Gelderse ministrialen in dienst van Gulick in de eerste helft van de veertiende eeuw', De Maasgouw 97, 164-172; Lacomblet: Urkundenbuch III, nr. 292. Vgl. Regesten 1300-1399 Loe Giesen [2]
  6. Schoonvorst-Sichem was een kleine heerlijkheid met als stamoord Schönforst, 10 km zuidoostelijk van Aken. De heerlijkheid is onder meer bekend geworden omdat de oudst gedateerde munten uit de Nederlanden geslagen zijn door Schoonvorst (reeds vanaf 1372). Reinier van Schoonvorst II was drossaard van Brabant, heer van Zichem, en pandheer van Dalhem en Kerpen.
  7. De boven vermelde 'dochter van de graaf' was Elisabeth van Nassau-Saarbrücken. De mannelijke lijn der heren van Heinsberg stierf met Johan IV in het jaar 1448 uit. Via zijn dochter Johanna (die in 1456 met Johan II graaf van Nassau-Saarbrücken trouwde) en hun erfdochter Elisabeth (in 1472 met Willem III [IV] hertog van Gulick en Berg gehuwd) kwam de heerlijkheid Heinsberg aan het hertogdom Gulick-Berg.
  8. Harie van Sloun e.a. (1995): Dorp aan de Maas - 100 jaar Grevenbicht in Woord en Beeld, Grevenbicht: Heemkundevereniging Bicht.
  9. Bron: J.S. Pütter 1758: Historisch-politisches Handbuch von den besonderen teutschen Staaten.

Zie ook

Externe links

Kaarten

Teksten