Geschiedenis van Limburg: Zestiende en Zeventiende eeuw: verschil tussen versies

Uit Genealogie Limburg Wiki
 
(geen verschil)

Huidige versie van 14 sep 2008 om 12:43

Politieke geschiedenis van Limburg: Zestiende en Zeventiende eeuw
(Nieuwe tijd tot 1697)

  • Tekst opgedeeld uit en bewerkt naar een overzichtsartikel in de Nederlandse Wikipedia


Van 1498 tot 1568

In 1498 viel keizer Maximiliaan het Gelderse Overkwartier binnen, met als gevolg oorlogstoestanden die duurden van 1498 tot 1543. Het was een moeilijke tijd voor met name steden als Roermond en Venlo, en de dorpen eromheen. Vlak voor het einde van deze oorlog leek Gelre nog aan de winnende hand. Gelderse troepen waren Brabant binnengevallen, plunderden het platteland, belegerden Antwerpen en Leuven en verenigden zich bij Luxemburg met Franse troepen. Daarop zetten de Habsburgse troepen een aanval in vanuit Gulik, en plunderden en brandden alles wat ze tegenkwamen op een nog veel gruwelijker wijze (de branden waren tot vanaf de raadstoren in Keulen te zien). De Gelrenaren sloegen net zo hard terug. Toen greep Karel V in. Aan het hoofd van een aanzienlijk leger stond hij op 30 augustus 1543 voor Roermond. De stad gaf zich over en enkele dagen later ook Venlo.

Het verdrag van Venlo bepaalde feitelijk de nieuwe indeling van de Nederlanden: de Zeventien Provinciën der Nederlanden, Voor Limburg werden er belangrijke uitzonderingen gemaakt. Naast Luik, met het land van Loon, blijven de hertogdommen Kleef en Gulik, het graafschap Horn en de abdij van Thorn onafhankelijk. Het hertogdom Gelre verdwijnt, waardoor Roermond, Venlo en een groot deel van Noord-Limburg bij het Habsburgse rijk komen. Het centrale gezag ligt vanaf dat moment in Brussel. Daaronder zit in Midden-Limburg het bestuur van het overkwartier van Gelre, met vanaf 1580 als hoofdstad Roermond. Aan het hoofd daarvan staat een stadhouder; andere bestuursorganen zijn het ook daar zetelende hof van Gelre en een statencollege met afgevaardigden van de adel, kerk en steden.

1568 – De Tachtigjarige oorlog, eerste bedrijf

De centralisatie van de macht naar Brussel frustreert de hoge adel en het inperken van de godsdienstvrijheid ziet de adel dan ook als een beperking van zijn bevoegdheden. Het instellen van nieuwe bisdommen en de Spaanse inquisitie zijn twee belangrijke oorzaken voor de opstand. Deze werd geïnitieerd door Hendrik van Brederode, later werd de fakkel overgenomen door Willem van Oranje.

Oranje verzamelde zijn legers in Duitsland, om van daaruit pogingen te kunnen ondernemen om Brussel, waar de macht werd uitgeoefend, te gaan veroveren. Dat maakte dat Limburg betrokken werd bij de oorlogshandelingen, aangezien de troepen van Oranje daar doorheen moesten. Helaas lukte dat niet zo goed, met als gevolg dat de troepen de buurt begonnen te plunderen. Als reactie werd het centrale gezag onder leiding van Alva nog meer versterkt.

In 1572 ondernam Willem van Oranje een tweede poging. Vanuit het Noordoosten trok hij steden als Geldern ten oosten van Venlo in. Voor hij de stad introk schreef hij een brief aan de drost van Geldern, waarin hij zijn eisen formuleerde:

  • Privileges van bestuurders blijven gehandhaafd
  • Godsdienstvrijheid moet worden gewaarborgd
  • Burgers verbannen vanwege godsdienst moeten kunnen terugkeren
  • Soldaten moeten na binnentrekken worden voorzien van voedsel en onderdak
  • Onder die voorwaarden wordt niemand iets kwaad gedaan.

Vervolgens probeerde Oranje de Maas weer over te steken. Venlo hield stand, maar Roermond werd ingenomen en geplunderd. Ook dit keer liep de veldtocht op niets uit.

Enkele jaren later deed Lodewijk van Nassau wederom een poging. Zuid-Limburg werd geteisterd, diverse abdijen werden geplunderd en in brand gestoken. Nu hield Roermond en ook Venlo stand. Het leger trok noordwaarts richting Mook, maar aan de andere kant van de Maas werd het achtervolgd door een Spaans leger. Dit trok bij Mook over de Maas en hakte het leger van Lodewijk van Nassau volledig in de pan bij de Slag op de Mookerheide.

1579 – Unie van Atrecht en Unie van Utrecht

De Unie van Atrecht werd op 6 januari 1579 in Atrecht (Arras) gesloten. Het was een overeenkomst tussen de gewesten Rijsel, Dowaai, Orchies, Artesië en Henegouwen als reactie op de opstand in de Nederlanden, waar de opstandige gewesten vervolgens de Unie van Utrecht zouden sluiten. De gewesten die zich weer schikten naar de wil van de Spaanse koning kwamen het volgende overeen:

  • Er was geen ruimte meer voor buitenlandse troepen;
  • De Raad van State zou georganiseerd zijn als onder keizer Karel V;
  • Twee derde van de leden van de Raad van State zouden met instemming van de Staten benoemd moeten zijn;
  • Alle privileges van voor de opstand zouden worden hersteld;
  • De katholieke godsdienst was de enige, elke andere godsdienst zou verboden worden.

Voordat in de Waalse provinciën het Spaanse gezag volledig kon worden hersteld, moest overigens eerst nog het verzet worden gebroken van twee calvinistische bolwerken in Wallonië: Valencijn en Doornik. Vooral het laatste punt maakte het voor de noordelijke gewesten, met een sterkere protestante invloed, onmogelijk om toe te treden. Als reactie op de Unie van Atrecht vormden zij enkele weken later de Unie van Utrecht.

Hiermee verenigen zich een aantal gewesten, waarmee tevens een belangrijke bijdrage werd geleverd aan het tot stand komen van Nederland in later eeuwen. Opper-Gelre deed niet mee en in 1580 was het Hof van Gelre verplaatst naar Roermond. Het pretendeerde bevoegd te zijn voor het gehele Gelderse gebied. In Arnhem beweerde een Staats hof (onderdeel van de net gevormde Republiek) hetzelfde.

Toen ook Nijmegen onder Spaans gezag kwam in 1585, was alleen Venlo nog een Staats bolwerk in deze streken. In december 1585 stond Parma met een leger van 10.000 soldaten voor de poorten van Venlo. De inwoners gaven zich onder vrij gunstige voorwaarden over en kwamen er zo nog goed van af.

In 1591 werd Nijmegen terugveroverd door Maurits van Nassau. In de periode 1597-1599 waren er weer diverse veldtochten door Limburg, van zowel Maurits als de Spaanse bevelhebber Spinola. Omdat er geen geld voor soldij was, sloegen steeds meer soldaten aan het muiten. Een groot deel van de muitende troepen koos Weert als actiecentrum. Omdat alles voortdurend geplunderd werd stopten de boeren met het telen van gewassen. De pachtbetalingen gingen echter gewoon door. Een nieuwe aanval van Staatse legers op Maastricht en Venlo mislukte.

1600-1632 – De Tachtigjarige Oorlog, tweede bedrijf

Een zekere oorlogsmoeheid leidde in 1609 tot het Twaalfjarig Bestand. In handen van Spanje was nog steeds het hertogdom Gelre, inclusief de Gelderse Achterhoek. Kleef en Gulik waren steeds officieel nog neutraal. Door opvolgingsproblemen waren deze gewesten nu echter een makkelijke prooi voor de beide rivalen. Tijdens het bestand bleef Maurits de grenzen versterken, zo veroverde hij Gennep, Goch en Emmerik, die bij het hertogdom Kleef hoorden.

Maar ook Spinola liet zich niet onbetuigd: hij versterkte Maastricht met extra troepen en zorgde dat in Aken een vazal aan het roer kwam. Ook trok hij het officieel neutrale Sittard (onderdeel van Gulik) binnen. In vele streken van Gulik had de Spaanse inmenging tot gevolg dat de overheersende godsdienst, het katholicisme, werd versterkt door het verbod op protestantse erediensten.

In 1626 begonnen de Spanjaarden met de aanleg van de Fossa Eugeniana. De bedoeling was om de Rijn, de Maas en de Schelde met elkaar te verbinden om zo een deel van de binnenvaart van en naar Holland over te nemen. Bovendien kon het kanaal als een extra verdedigingslinie fungeren.

Het eerste traject, tussen Rijn en Maas,werd gepland tussen Rheinberg en Arcen. De Venlonaren wisten de Spanjaarden echter over te halen om het kanaal tot Venlo door te trekken waardoor het bij Arcen een scherpe knik naar het zuiden maakt. Op 21 september 1626 ging de eerste spade de grond in. Binnen één jaar moesten 48 kilometer kanaal en 24 fortificaties (schansen) worden gerealiseerd. Aanvankelijk zou het kanaal Fossa Sancta Maria gaan heten. In de volksmond werd het kanaal echter Fossa Eugeniana genoemd, naar Isabella Eugenia, de dochter van Philips II.

In 1627 werden de Spaanse troepen uit het gebied tussen Nijmegen en Geldern teruggeroepen. De Staatse troepen veroverden het fort bij Walbeck, verjoegen de kanaalarbeiders en saboteerden molens, sluizen en schansen. Van de 24 aarden schansen zijn er negen min of meer bewaard gebleven. Door al deze tegenslagen werd het werk stilgelegd en nooit meer afgemaakt. De kaartenmakers familie Bleau heeft het geplande kanaal, ook voor zover het nog niet af was, getekend en uitgebracht. Andere krijgshandelingen vonden vooral weer plaats in het land van Loon. Het Limburgse deel van Gelre maakte onverbloemd duidelijk niet bij Holland te willen horen en zich meer verwant te voelen met het hele Nederduitse gebied van dat deel van Gelre. Gulik en Kleef namen zoals gewoonlijk een neutrale tussenpositie in.

Toen de Spaanse troepen zich in 1629 moesten bemoeien met een strijd tegen de Zweedse koning in Duitsland was het moment ideaal voor de Hollanders om Brabant binnen te vallen en Brussel te veroveren. In 1629 veroverden ze 's-Hertogenbosch (zie Beleg van 's-Hertogenbosch). Een proclamatie van de Haagse Staten-Generaal beloofde de zuidelijke Nederlanden Godsdienstvrijheid.

In 1632 trok een leger van de Staatsen vanuit Nijmegen naar het zuiden en veroverde alle steden, inclusief Maastricht. Tijdens het beleg van Maastricht moest de pastoor van Heer zich herhaaldelijk met zijn parochianen verstoppen in de mergelgroeven om het vege lijf te redden. De doortocht naar Brabant leek nu een kwestie van korte duur. Er kwamen bezwaren van de kooplieden (vrees voor Antwerpse concurrentie) als van de predikanten (er was eerder godsdienstvrijheid toegezegd, maar vanuit vele kringen klonk: geen godsdienstvrijheid voor die "paapsen").

De hele actie stond op losse schroeven. Frederik Hendrik ging terug en probeerde via onderhandelingen met de Zuidelijke Nederlanden tot een overeenkomst te komen. Deze onderhandelingen mislukten. Pal daarop werd door de Spanjaarden Stevensweert en Montfort heroverd en Gulik en Geldern versterkt. De overige steden aan de maas stonden echter nog steeds onder Staats bestuur.

De eerder vermelde beruchte Kroatische troepen hielden vooral ook huis in het gehele Gelderse overkwartier en in het hertogdom Gulik. Vooral in de jaren 1635-1638 werden veel steden en dorpen, ook in Midden-Limburg, herhaaldelijk geplunderd. Veel edelen namen deel aan al deze oorlogen. Als loon voor diensten kreeg menigeen als geschenk van de hogere adel landerijen, burchten en landgoederen toegewezen, waardoor een groot deel van de lagere adel juist veel rijker werd.

De armoede van de gewone burger zakte naar een ongekend dieptepunt. Van Sittard, dat ook enkele keren is geplunderd, is bekend dat het bevolkingsaantal in korte tijd halveerde in de eerste helft van de 17e eeuw. Een bijkomende ramp was de pestepidemie van 1636. Deze waarde door een groot deel van West-Europa en zal waarschijnlijk ook in deze streken vele slachtoffers hebben gekend.

In 1637 heroverden de Spaanse troepen Venlo en Roermond. Na een korte Staatse regering (1632-1637), waarbij de protestanten kerken kregen toegewezen en predikanten vanuit de stadskas werden betaald (in Venlo werd zelfs het katholicisme verboden), werd de oude toestand na 5 jaar weer hersteld. Sittard en Maastricht waren echter nog steeds in Staatse handen. Opvallend is hoe de burgerij van Roermond weigert de stad te verdedigen in 1637 en daarna de Spanjaarden met gejuich weer binnenhaalt!

1650-1700 – De periode na de Tachtigjarige Oorlog

De Tachtigjarige Oorlog eindigde in 1648 met de vrede van Münster. De afspraken die hierbij gemaakt werden, hadden weer allerlei problemen tot gevolg. Zuid-Limburg kwam voor de helft onder Staats bestuur (het grootste deel van het huidige Nederlandse Zuid-Limburg, de zogenaamde Landen van Overmaas, voor de andere helft tegenwoordig Belgisch, vooral ten zuiden van het huidige Zuid-Limburg) bleef het onder Spaans bestuur. Het Staatse deel verbood katholicisme en eigende zich alle kerkelijke goederen toe. Het Staatse bestuur werd hierbij militair gesteund vanuit Maastricht. De adel en bevolking kwam hier steeds meer tegen in opstand. Filips IV van Spanje en Frederik Hendrik sloten een overeenkomst waarbij laatstgenoemde de heerlijke rechten en goederen van het ambt Montfort waaronder Belfeld en Beesel ontving als vergoeding voor de verloren gegane goederen van de Oranje Nassaus tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Na deze scheiding tussen soevereiniteit en de heerlijke rechten met de daaraan verbonden financiële voordelen bleef de Hollandse tak van de Oranje Nassaus eigenaar van de heerlijke rechten van het ambt Montfort, terwijl de koning van Spanje de soevereiniteit behield.

Toen Stadhouder Willem III in 1702 door een val van zijn paard kwam te overlijden eigende de Pruisische koning Frederik II van Pruisen zich de heerlijke rechten toe. Op 4 oktober 1767 trouwde Willem V, oudste zoon van Willem IV met Wilhelmina van Pruisen, een Pruisische prinses die in Berlijn geboren was. Door deze Duitse connecties kon de oude rechtenkwestie afgehandeld worden. In 1769 kwamen de heerlijke rechten van het ambt Montfort weer terug bij de Oranjes.

Het Gelderse overkwartier werd nu bij de vrede van Münster definitief afgescheiden van de andere Gelderse onderdelen ten noorden van Nijmegen, en bleef daarmee ook onder Spaans bestuur staan.

1667 – Inval Lodewijk XIV

Lodewijk XIV eiste voor zijn gemalin Maria-Theresia van Spanje een deel van de zuidelijke gewesten op. Om zijn aanspraken kracht bij te zetten zond hij maar gelijk troepen om ze in bezit te nemen. Raadpensionaris Johan de Witt wist door samenwerking met Engeland en Zweden Frankrijk te dwingen deze gebieden weer af te staan, maar Frankrijk eiste in ruil daarvoor oorlogscontributie.

In 1668 werden de steden Roermond en Venlo voor aanzienlijke bedragen aangeslagen om zich vrij te kopen van de Fransen. Omdat de bedragen niet gelijk opgehoest konden worden werd er een aantal gijzelaars meegenomen, die pas twee jaar later vrijkwamen.

1678 – Oorlog met Frankrijk

In 1672 trok Lodewijk XIV opnieuw deze streken in wetende dat hij de steun had van Engeland, Zweden en de keurvorst van Beieren. Eerst werden Tongeren en Maaseik bezet en weer werd het Zuidelijke Loonse land geteisterd door doortrekkende troepen. Maastricht werd belegerd, maar goed verdedigd door uitbrekende Spaanse ruiterij, die met de Staatsen samenwerkte.

Voor de winter trokken de Fransen zich terug naar de omgeving van Luik. Nu ging Prins Willem III met zijn troepen naar deze streken. Dat kostte elke plaats heel wat schade. Het enige succes van Willem was overigens bij die tocht het terugveroveren van Valkenburg. In 1673 na een nieuwe belegering van de Fransen van Maastricht veroverden dezen na enkele maanden de stad.

In 1676 mislukte een poging om de stad terug te veroveren. In 1678 wordt vrede gesloten waarbij de toestand van voor 1672 wordt hersteld.

1688-1697 – Negenjarige Oorlog

Tien jaar later is het weer raak: Lodewijk XIV maakt weer aanspraak op gebieden in de zuidelijke Nederlanden en het Rijnland. De vijandelijkheden beperken zich voor een groot deel tot het huidige Belgisch Limburg en een deel van Zuid-Limburg. Maastricht blijft dit keer gespaard. Omdat ook Duitse troepen aan de zijde van Spaanse en Hollandse troepen meedoen wordt Limburg ook na afloop van de Negenjarige Oorlog nog een tijd lastig gevallen door achtergebleven soldaten.