Bierbrouwer

Uit Genealogie Limburg Wiki
Versie door Loe Giesen (overleg | bijdragen) op 2 sep 2008 om 10:00
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
De brouwer

De bierbrouwer (Latijn: braxator) voorzag de bevolking van bier. Zeker in de steden was het drinkwater van twijfelachtige kwaliteit en mede daarom werd er vaak bier of wijn gedronken. Om het bier op smaak te maken, maakten bierbrouwers aanvankelijk gebruik van een mengsel van kruiden dat bekend stond als de gruit (nog herkenbaar in het oude woord grutter). Pas later werd overgestapt op hop. Bierbrouwers waren verenigd in het bierbrouwersgilde, ook wel brouwersambt genoemd. In de archieven van de wat grotere steden vinden we soms nog het archief van dit gilde. Niet iedereen kon zomaar bierbrouwer worden en de steden hadden vaak een monopolie ten opzichte van de omliggende dorpen.

Dit beroep heeft op allerlei plaatsen geleid tot de achternaam Brouwers. Onder invloed van de dialectuitspraak kan ook de achternaam Broers ontstaan zijn.

Enkele aantekeningen over bier, afkomstig uit het gemeentearchief te Roermond

Op 15 maart 1553 oorkonden stadhouder, kanselier en raden in Gelderland dat gevolmachtigden van de steden en dorpen van het ambt Montfort en gevolmachtigden van de stad Roermond een minnelijke schikking tot stand hebben gebracht in hun geschil over het brouwen en verkopen van bier in dat ambt, waarbij wordt bepaald dat die van het ambt van elke ton of aam bier, in de kuip gebrouwen, daaruit verkocht of getapt, aan die van Roermond 7 oort brabants zullen betalen. Bij weigering van betaling kan de drost van Montfort op verzoek van de stad Roermond betaling afdwingen. De stad Roermond blijft voor het overige in het bezit van de priviliegiën haar dienaangaande geschonken.

In 1568 verklaren de brouwers van Roermond dat zij in staat zijn om wekelijks 500 tonnen bier te brouwen; 200 daarvan zijn nodig voor de burgerij. Over bier wordt (net als over mout) accijns geheven.

Op 15 mei 1637 schrijven borgemeesters, schepenen en raad van Roermond (aan de regeerders van Dalenbroek?) dat de meesters van het brouwersambt te Ruremunde bij hen hebben geklaagd dat onder de dorpen Nijel, Merum en Ool, voor het merendeel "binnen den schoot van eenen musquett" van de stad gelegen, ten nadele van goede naam van de stad bier wordt gebrouwen van slechte kwaliteit en dat het aantal bierbrouwgetuigen in korte tijd is toegenomen van 1 of 2 tot 11.

Op 20 februari 1658 geeft de Magistraat van Roermond aan brouwer-tapper Jan van Hoemoet uit Beesel toestemming om gedurende een jaar zijn bier in Venlo te mogen halen om door hem te worden vertapt, mits hij daarvan accijns afdraagt aan accijnsinner Hendrix.

Op 27 januari 1658 begeeft Marten Cremers, bode, zich in opdracht van drossaard M. Hovelmans naar Besel om beslag te leggen op de bezittingen van de drie brouwers aldaar wegens achterstallige betaling van de bieraccijns. Samen met accijnsheffer Hendrix probeert Cremers deze beslaglegging uit te voeren, maar dit wordt hem onmogelijk gemaakt door een groot aantal Beeselsen, waaronder de schepenen van die plaats. Zes dagen achter elkaar hebben ze deze beslaglegging onmogelijk gemaakt, waarna bode Cremers onverrichter zake uit Beesel vertrekt. Vóór zijn vertrek heeft schepen Willem Quijten nog tegen hem gezegd dat men mensen als Hendrix, die zich laten aanstellen als inner van accijnzen en daardoor het dorp Besel ernstig benadelen, "behoorde doodt te slaen". Daarbij heeft hij gedreigd om Hendrix, die erbij stond, inderdaad te slaan en dat "soude oock sijn geschiet indien hy niet ewegh gegaen en were".

Op 11 maart 1682 verklaren Leonard Cox, Ruth van Brockray, Jan Cox, Lenart Symons, Hendrick Simons, Hendrick Manckers, Petrus Buijckmans, Steven van Florop namens Hendrick Clomp, Francies Cox, Marya Quyten weduwe Van der Holt en Hendrick Vlodrop, meesters en gezellen van het brouwersambt te Roermond, dat Hendrick Meijers, tegenwoordig gaffelknecht van het ambt, op last van de huidige meesters heeft moeten aanzeggen dat meesters noch gezellen mogen toestaan dat Areth Post op hun getouw zal mogen brouwen zolang hij niet aan Jan Stijnen de ambtskosten over het jaar 1681 heeft betaald. Tevens verklaren zij dat Hendrick Meijers dit verbod niet bij hen is komen aanzeggen.

Op 2 maart 1690 bepaalt de magistraat van Roermond dat de bierbrouwers en hun weduwen zich gedurende tenminste een jaar moeten houden aan het reglement van 21 februari laatstleden op straffe van de boete in dit reglement bepaald, en bepaalt nadrukkelijk dat op "een ende selffde getouw geene coopbieren ende voor borgers ende inwoonders consomptie sal moogen worden gebrouwen". De lijst wordt opgemaakt in tweevoud voor de accijnsmeesters en de meester van het brouwers- en cooldragersambt.

Lijst van brouwers en hun weduwen die voor de burgers en inwoners van Roermond "consomptie ende menagie gekoosen hebben te brouwen":

  • raadsverwant Wessem
  • weduwe Laurens van Wessem
  • weduwe Dirrick Nijssen
  • Peter van Rour
  • Linnardt Symons
  • Johan Cox den alden
  • Hendrick Manckers
  • Gerardt Houben
  • Hendrick Symons
  • Matthijs van Wessem
  • Jacobus Conrardts
  • Willem Stocx
  • Peter van Portelen
  • Hendrick Megers
  • Peter Crompvoet
  • Peter Keuben
  • Areth Poost
  • Carel Moors
  • Hendrick Kerckhoven
  • Ruth Broeckraey

"Lijst van "brouwers die op den coop gekosen hebben te brouwen":

  • borgemeester Linnardt Cox
  • Hendrick van Vlodrop
  • Willem van Wessem
  • Joannes Cox
  • Willem van der Holt
  • Joannes Smeets
  • Willem van Loosen
  • Adriaen van Heeswijck
  • Hermannus Symons

Als inhoudsmaat voor bier zien we: aam, ton, smael ton, kindje (klein vat), kan, vaen, vierdel, fles, glas, beker