Accijns

Uit Genealogie Limburg Wiki

Accijns is een bijzondere vorm van belasting die wordt geheven op de verkoop van bepaalde goederen. Veelal gaat het om zogenaamde genotmiddelen of luxe artikelen. Bekende belastingen waren: meelaccijns, hopaccijns, bieraccijns, moutaccijns, wijnaccijns, visaccijns, lakenaccijns, leeraccijns. Roermond kende in 1694 ook een tabakaccijns.
Deze vorm van belasting moet niet worden verward met cijns.

Accijnsrechten, d.w.z. het recht om accijns te heffen, waren veelal in handen van steden of van de plaatselijke heer. De accijnsheffer hield bij hoeveel belastingopbrengsten hij ontving op een bepaald produkt. Soms staan in accijnsregisters de namen van degenen die de belasting verschuldigd waren. Het was eeuwenlang gebruikelijk (totdat Napoleon daar een eind aan maakte) dat niet de stad zelf de belasting inde, maar dat het werk aan particulieren uitbesteed werd. Ook in de dorpen keerde deze openbare verpachting van de accijnzen geregeld terug. Jaarlijks kon men bieden op een accijns en de hoogste bieder was voor dat jaar de belastinginner. Hij moest zijn kosten dus goedmaken door meer belasting te innen dan hij moest afdragen op grond van de veiling. De namen van deze belastinginners zijn vaak ook vastgelegd in registers.
Vaak werd een deel van het feitelijke werk door de poortwachters gedaan, waarbij men dan ter plekke zogenaamd poortgeld moest betalen bij het betreden van de stad danwel een brief moest tonen dat de belasting al was betaald.

Sommige particulieren probeerden om in vervalste akten rechten op te voeren die hun voorgangers nooit hadden gehad. Zo claimde Gerard van Baexen, heer van Nieuwenbroek, in 1660 ineens voor de Beeselnaren een bieraccijns waarvan nooit eerder sprake was geweest. Uiteraard was de bevolking het er niet mee eens. Deze accijns moest immers eerder altijd worden afgedragen aan het Ambt Montfort.
Het ontduiken van accijns was ook vóór 1800 al een geliefde bezigheid die we vooral zien bij de vele illegale jeneverstokerijen. Accijnsheffers waren in de 18e eeuw al net zo populair als later de ambtenaren van de Belastingdienst. Zo was een Beeselse bierbrouwer in 1658 van mening dat men de accijnsinner "behoorde doodt te slaen".

Archieven