Voogd

Uit Genealogie Limburg Wiki
Voogdbenoeming, Beesel 1774

Personen die niet handelingsbevoegd waren, werden vroeger bijgestaan door een voogd, ook wel momber of momboir, soms ook voormunder genoemd. De voogd, gewoonlijk bijgestaan door een toeziend voogd, werd benoemd door de schepenbank, later door de vrederechter. Reden voor de ondervoogdijstelling was meestal het overlijden van een of beide ouders. Volgens het Gelders recht werden mannen meerderjarig als ze 20 jaar oud werden, vrouwen op 18-jarige leeftijd. Tot die leeftijd waren de ouders verantwoordelijk voor hun doen en laten. Als man of vrouw overleed, werd de langstlevende automatisch voogd over de kinderen uit dit huwelijk. Het Land- en Stadrecht uit 1620 noemt overigens niet alleen minderjarige, maar ook sotte, simple, blinde, stomme oft andere kinderen. Bij het bereiken van de meerderjarige leeftijd van de pupil werd de voogd ontlast van zijn voogdijschap, waarbij de voogd verantwoording moest afleggen voor zijn pupil. Op de meeste vragen over voogdijschap geeft het Land- en Stadrecht een antwoord.

Archieven bevatten uiteenlopende stukken die te maken hebben met voogdij. De benoeming van de voogden werd soms netjes bijgehouden in registers, maar in veel gevallen werd volstaan met een korte kattebelletje, opgeschreven door de secretaris of diens plaatsvervanger. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel benoemingen niet bewaard zijn. De meeste schepenbankarchieven bevatten wel een of meerdere dossiers over voogdijzaken. Hierin vinden we niet alleen benoemingen, maar meestal ook de verantwoording van de voogdij inclusief allerlei rekeningen en kwitanties die betrekking hebben op het voogdijschap. Met wat geluk vinden we gegevens over ziekte en levensonderhoud, inkomsten en uitgaven, schulden etc.

Eed van de voogd

In het Gelders Land- en Stadrecht uit 1620 vinden we onderstaande eed:

Ick sweere ende gelove als aengestelter ende ghecoren momboir van N.N. weeskinderen ende persoonen die in mijne momboirie gestelt zijn, dat ick deselve hunne persoonen ende goederen zal regieren ende handelen wel ende rechtverdelick, naer mijne uuyterste beste, aloft zij waeren mijne eygene kinderen, ende dat ick van hunne goederen zal maecken eenen wettigen staet ende inventaris, ende van mijnen onderwinde ende ontfanck behoorlicke rekeninghe, bewijs ende reliqua doen, ende dat ick voorts in alle saecken derselver weesen ende persoonen profijt zal voorstaen ende hunne schade beletten, ende in geenerhande manieren van hunne onruerende goederen oft renthen vercoopen, veranderen ofte belasten, sonder merckelicke oorsaecke oft oirbaer, ende dat mit consent van 't gericht, ende sal oock den staet van de goederen der weeskinderen oft persoonen niet openbaeren noch laeten openbaeren, bij mij selven, oft jemandt anders in geenderley maniere, dan sal denselven halden onvermeldt, ter tijt toe dat mij bij het gericht anders bevolen oft geoorlooft zal worden. Soe moet mij Godt helpen ende alle sijne lieve heyligen.

Bronnen

Land- en Stadrecht van het Gelders Overkwartier, § 2. Momboirs van minderjaerighe persoonen.